Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Angliru! Zeven letters maar, maar elke wielerliefhebber weet wat dat betekent: afzien van je kruin tot onder de voetzolen! Zo was het alle voorgaande keren. En zo was het deze zonnige eerste november ook in Asturië. Honderdennegen grimmige kilometers slingerden zich door het ruige landschap. Het peloton had er zin in. De handrem ging er nooit op. En toen het konijn uit de Hoge Hoed was, bleek het klassement verder ingekrompen: Richard Carapaz weer in het rood. Primoz Roglic op 10 seconden, Hugh Cathy op 32 tellen. Dan Martin nog drie secondjes verder. De Vuelta borrelt over van de spanning na deze moorddadige dag.En wie staat er op de zesde plek. Ja wel, Wout Poels. Hij boog, maar barstte niet. De Limburger klom drie plaatsen in het klassement. De brief gaat deze dag naar hem.
Beste Wout,
Na al dat geploeter in de Tour de France moet deze dag een opluchting voor jou zijn geweest. Goed, the Magnificent Seven moest je op 3600 meter van de meet laten gaan. Je vocht als een leeuw om er bij te blijven, maar er zat niks anders op dan over te schakelen op eigen tempo. En dat was goed genoeg voor een achtste plek in de daguitslag. Slechts een minuut en 35 tellen achter Hugh Carthy, die hier het hoogtepunt uit zijn carrière beleefde.
Natuurlijk, je staat meer dan vijf minuten achter Richard Carapaz in het klassement en vermoedelijk zit er niet meer in dan de zesde plaats waarop je nu staat, maar na het drama van Nice moet het jou toch de bevestiging hebben gegeven dat je nog steeds op het hoogste plan mee kan.
Even terug naar die rottige zaterdag 29 augustus. Het peloton had over de glibberige wegen rond Nice de veilige Promenade des Anglais bereikt. Zo leek het tenminste, maar plotseling lag er een berg renners op straat. Jij lag er ook bij. De schade was groot: een gescheurde rib, een gekneusde long en weg de illusie van een mooie Tour de France. Je besloot jou zelf op de pijnbank te leggen en in de race te blijven. Dat betekende dagen vol frustratie: overal gelost. Overal pijn, maar je beet door en verbeterde zo waar met een 29ste plek in de tijdrit naar La Planches des Belles Filles als mooi resultaat. Een test om te zien hoe je er voor stond na drie loodzware weken.
Het hadden de weken moeten worden, waarin je had willen bevestigen dat jouw overstap een prima keus was. Waarin je jouw eigen koers kon rijden. En waarin je op een top tien klassering wilde mikken. Vijf dagen Ronde van Polen sloten de periode van corona-stilstand af. Twee weken intensieve voorbereiding op de Tour volgden. Je was er klaar voor, maar daar lag je ineens.
De wil om te koersen overheerste het verstand. Raymond Kerckhoffs vertelde je op WielerFlits.nl dat je bang was dat de topkoersen zouden worden afgebroken als gevolg van de pandemie, zodat je toch maar liever in het zadel bleef in plaats van de rust van de divan thuis.
En dan was er vandaag de Angliru, dat monster van Asturië, een col waar je in 2017 als tweede boven kwam achter Alberto Contador. Het werd een dag vol taktisch vernuft – rustig in het spoor van de klassementstop en niets forceren – en twaalf kilometer ongelofelijk afzien. Ik pak de slotklim er maar even bij, want daar draaide het tenslotte allemaal om.
Op 24 kilometer van de streep zagen we zowaar een flitst van de oude Chris Froome. Met Richard Carapaz in het wiel sloeg hij een gaatje van een meter of tien, vijftien. De weg steeg tien procent op de Alto de Cordal. Robert Gesink reed het dicht. Jumbo-Visma dicteerde daar de wet en dat zou lang zo blijven. Het eerste slachtoffer was Esteban Chavez, ooit een toptalent. Nu gedwongen tot de parkeerstand en op twintig minuten gereden. De volgende was Marc Soler. Zijn Movistars hadden lang op kop gereden in een poging de Jumbo’s van Primoz Roglic onder druk te zetten, maar Soler was het eerste slachtoffer van de afmattende jacht van de Spanjolen.
Op de smalle weg van de Angliru zat je gelijk goed in de groep. Twaalfde, dertiende positie. Vlak achter Roglic en Carapaz die al snel in de eerste groep de enige coureur van Ineos was. Gesink gooide zich op kop tegen de steile wand aan. Nog 12.600 meter te gaan. De klok stond op 16 uur 35. Zijn tempo was hoog en indrukwekkend. Liefst 6000 meter hield hij het vol en daar was Jonas Vingegaard, een 23-jarig talent uit het Deense Hillerslev. Smal, bleek koppie. Nog niet eerder aan het front in een topkoers als de Vuelta, maar zijn klasse toonde hij drie kilometer lang. Driehonderd meter nadat hij op kop kwam moest Alejandro Valverde lossen. Mikel Nieve moest er af. Nog maar tien man bleven over. Jij zat aan het laatste wiel en dat was het wiel van Carapaz.
Het gevecht bereikte op 4000 meter van de streep een hoogtepunt. Enric Mas viel aan. Dat was hij wel verplicht na al het werk dat zijn Movistars hadden gedaan. De weg steeg vijftien procent. Jij moest terug. Maar Wout Poels knokte zich nog één keer terug voordat je besefte dat eigen tempo de enige redding was.
Voor Carapaz en Dan Martin braken er ook moeilijke momenten aan. Het tempo daalde tot 11, 12 kilometer per uur, terwijl de muur voor jullie met 19 procent omhoog ging. Mas pakte niet meer dan een meter of vijftig. Nog 2900 meter te gaan. Roglic moest voor het eerst passen. Kuss trapte op de rem en bleef bij hem. Nog maar zeven man waren er over aan het front: the Magnificent Seven zullen we maar zeggen. Wat een strijd! En dat in de doodse stilte van de Alto del Angliru, waar toeschouwers dit keer niet gewenst waren. Je hoorde als het ware het gekreun van de coureurs. Het kraken van hun spieren. Hier zagen we een gevecht op het allerhoogste niveau. Carapaz versnelde, maar hij kwam nauwelijks weg. Hij worstelde zich met Hugh Carthy in het wiel van Mas.
Hugh Carthy? Wie was dat nou weer? Al weer een man die zich nog niet eerder vertoonde in beslissende gevechten. Zesentwintig jaar. Brit en 37ste in de recente Tour de France. Maar een man die je om een boodschap kan sturen als de wegen steil tegen de bergwanden geplakt zitten. Dat toonde hij in de Tour de Provence toen hij derde werd op de Mont Ventoux, waar overigens de kale kruin niet hoefde te worden genomen omdat het spandoek bij Chalet Reynard hing. Hugh zag er deze dag op de Angliru uit als een getailleerde tuinslang. Afgetraind tot op het bot. Magere benen. Mager lijf, maar dat magere lijf zat stampvol energie en dat gooide hij er in die laatste supersteile meters uit op weg naar een prachtoverwinning.
De beelden waren sprekend. Carapaz kwam op zestien seconden binnen. Hij hing minuten sprakeloos over zijn stuur. Roglic had tien seconden meer nodig. Hij verloor zijn rode trui, stapte op zijn hometrainer maar had ook daar even niet de kracht om zijn benen nog rond te laten gaan. Hij had afgezien tot op het bot. Het was maar goed dat Sepp Kuss bij hem was, want anders was de schade veel groter geweest.
Precies 43 minuten duurde deze ongehoorde beklimming. Tempo 17 kilometer en 400 meter per uur! Dat zegt genoeg. En dat op versnellingen van 34 x 30, waarmee je per paedaalomwenteling bijna achteruit rijdt.
Nou Wout, met jouw achtste plek heb jij je prima uit deze slag getrokken. Ik ben benieuwd naar dinsdag: 34 kilometer tegen het horloge. Een nieuwe krachtproef, maar ongetwijfeld ga je er met vertrouwen tegen aan. Ik wens je veel succes.