Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Op de lijst van outsiders kwam hij niet voor. Laat staan op die van de favorieten. Sloveens kampioen Matej Mohoric stond middenin het peloton van de naamlozen: de mannen die volgens de insiders geen kans maakten op de overwinning in Milaan – San Remo. Maar hij won wel. Dat was prachtig, want het toonde nog eens aan dat iedereen, die aan de start van een koers staat, kanshebber is. Was hij de beste in de langste klassieker van het seizoen? Wat maakt dat uit? Hij was als eerste aan de meet en daar gaat het om. Matej Mohoric zorgde natuurlijk wel voor een enorme surprise en hij toonde aan dat er in Slovenië naast Pogacar en Roglic nog een toprenner aanwezig is. Dus gaat de brief dit keer naar hem.
Nou, wat dacht je Matej toen je daar in die fel uitgedunde selectie van wereldtoppers langs het kerkje van de top van de Poggio di San Remo reed en de diepte in dook: ‘Nou, zal ik ze eens een poepie laten ruiken?’ Het leek er veel op. Het woeste gevecht in de beklimming van de Poggio liet je over aan Tadej Pogacar, aan Wout van Aert en aan Mathieu van der Poel, maar in de stijle duik naar San Remo was jij daar in eens. Floep! En weg was Mohoric in zijn Sloveense kampioenstrui. Als een kamikaze raasde je door de bochten, zoals alleen jij dat kan.
Het riep herinneringen op aan de grote jaren van Eddy Merckx die op deze manier een aantal van zijn zeven overwinningen op de Via Roma forceerde. Het deed me denken aan Rini Wagtmans die zijn schoenzolen versleet omdat hij ze als remmen gebruikte in afdalingen van kolossale cols als de Aubisque, de Galibier en de Tourmalet. Niemand kon die mannen volgen als ze de remmen los gooiden en met doodsverachting langs peilloos diepe ravijnen scheerden. Zo deed jij dat deze middag ook.
Wout van Aert, toch ook een daler hors categorie, probeerde het gat te dichten. Tevergeefs! Hij verloor meter na meter. Mathieu van der Poel, ook al zo’n kerel die zonder remparachute bergen afraast, overkwam hetzelfde. De wereldelite zat op je hielen toen je op twee kilometer van de streep op de vlakke weg kwam. Pogacar! Van Aert! Van der Poel! Allemaal gaven ze het volle pond omdat gat van nauwelijks tachtig, negentig meter te dichten, maar jij bleef voorop. Het was een meesterwerk.
En het gaf ook weer eens aan dat voorbereiding in koersen niet strikt noodzakelijk is om top te presteren. Je maakte tot nu toe een seizoen mee vol haperingen. Elfde in de Ronde van Valencia. Finish op 6 februari. Pas twintig dagen later weer een koers: Omloop Het Nieuwsblad. Op 5 maart Stade Bianche. Geen uitslag, maar opgegeven. En dan Milaan – San Remo, veertien dagen later. Pas de negende koersdag van het seizoen! Eerste! Mijn liefje wat wil je nog meer.
In één adem moet ik natuurlijk Mathieu van der Poel noemen. Die stond stil vanaf december en maakte deze dag zijn comeback. Er stond dit seizoen nog geen enkele koerskilometer op zijn conduitestaat. Toch werd hij derde. Om maar even te onderstrepen dat hij een fenomeen is. Hij reageerde ook zo: ‘Er was te weinig samenwerking in de achtervolging. Ik baal. Ik begin oud te worden!’
Maar zo was het natuurlijk niet. zijn comeback was van hoog niveau. Maar ja, hij is een winnaar. Dus een derde plek zegt hem niks.Ik ga even terug naar de start in het Stadio Maspes – Vigorelli. Acht man gingen gelijk op pad. Ze kregen zeven minuten en Jos van Emden bepaalde urenlang het hoge tempo op kop van de groep, waarmee de ambities van Wout van Aert nog eens extra werden onderstreept. Zo kregen we het vaste scenario van zoveel Milaan – San Remo’s, de koers van het geduld. De vlakke kilometers door de Po-vlakte denderden in 44, 45 kilometer per uur onder de wieltjes door. Daar was Novi Ligure al en de Villa Coppi, waar het fenomeen tot zijn dood woonde, maar dat nu een museum is.
En, ah, daar had je de Passo del Turchino! Een paar jaar reed het peloton niet over de heuvel voor Voltri. Maar nu was deze hobbel van 532 meter gelukkig weer terug in de koers. Zo hoort het ook. Ik ben er in het spoor van de coureurs heel wat keren over gereden. En altijd moest ik denken aan die gedenkwaardige editie van 1910. Eugène Christophe won dat jaar met ijspegels aan zijn imposante knevel. Het was de meest heroïsche editie ooit van deze klassieke koers. Er vertrokken 71 renners uit Milaan. Meer dan een uur na Eugène arriveerden er nog drie coureurs in San Remo en dat was het dan. Een hevige sneeuwstorm had de Turchino veranderd in een poollandschap.
In de ijzige kou bevroren de renners. Christophe vergat het nooit meer. Dus ging hij er in zijn mémoires in Le Miroir du Cyclisme uitgebreid op in. Zijn verhaal was ongehoord: ‘Mijn handen waren verkleumd. Mijn benen verstijfd. Ik bibberde over mijn hele lijf. Er lag wel twintig centimeter sneeuw op de weg, maar ik was wel wat gewend want ’s winters reed ik veldritten. Ik stapte af om een eind te lopen en weer wat warmte in mijn lijf te krijgen. Op de top lag ik bij de ingang van de tunnel tien minuten achter Cyrille van Houwaert, maar tweehonderd meter verder stond hij te schuilen tegen het noodweer. ‘Ik stop er mee, Eugène,’ kermde hij. Bij een herberg stapte ik af om wat op te warmen. Even later strompelde Cyril en Ernest Paul ook binnen. Ik versierde er een broek met lange pijpen. Cocchi, Pavesi en nog drie anderen glibberden de berg af. Een half uur na hen vertrok ik weer. In Savona knipte ik de pijpen van de broek boven mijn knieën af. In de resterende 100 kilometer haalde ik iedereen in en eindigde met een uur voorsprong.’
Zo won Eugène Christophe, in 1919 de eerste gele truidrager in de Tour de France, Milaan – San Remo. Als een ijspegel kwam hij over de meet. De Fransman werd ijlings per ambulance naar een ziekenhuis gebracht en moest daar een maand blijven. Pas in augustus zat hij weer op de fiets. ‘Het duurde twee jaar voor ik volledig was hersteld en weer koersen ging winnen,’ zei hij. ‘Die twee jaar kon ik niet veel meer dan achterin het peloton mee sukkelen.’Onwaarschijnlijke wilskracht had hem zover gedreven. Hij verdiende er 300 francs mee en een extra premie van Alcyon, een rijwielmerk waarvoor hij zijn gezondheid op het spel had gezet.
Als ik daar over die col reed, zag ik als het ware de verblindend witte woestijn waar Eugène zich door moest worstelen.. Meestal was er tijd genoeg voor die bespiegelingen, want de koers was er altijd gesloten. Kopgroep minuten vooruit. Peloton er ‘piano’ achteraan, zoals de Italianen dat zo mooi zeiden. Rustig, kalm, geen paniek. Zoiets betekende dat. En dat scenario zagen we vandaag ook. Lekker zonnetje. Windje in de rug, maar het ritme in de kopgroep en het peloton was hoog.
Pas onderaan de Poggio staakten Samuele Rivi en Allessandro Tonelli als laatste hun aanval. Ze reden niet minder dan 282 kilometer voorop in een koers over 293 kilometer die maar 6 uur 27 minuten en 49 seconden duurde. Dat betekende een uurgemiddelde van 46,5 kilometer per uur! Dus de hoed moet af voor dit Italiaanse koppel, waar nog nooit iemand van had gehoord. Ze zullen wel lekker slapen vanavond.
Nou Matej, voor jou begon de koers dus eigenlijk pas echt met jouw aanval in de afdaling naar San Remo. Maar je moest natuurlijk wel alert zijn in de wilde spurt naar de Cipressa, een klim van 5650 meter lang. Peter Sagen was er al niet meer bij. Zijn ketting haperde en hij moest op een wel heel ongelukkig moment van fiets wisselen. Dat was gelijk einde verhaal. Fabio Jakobsen werd er ook geconfronteerd met de keiharde realiteit. De heuvel kan hij makkelijk aan, maar niet in een spurt van de voet naar de top die slechts 9 minuten en 40 seconden duurt. Tempo 37,9 kilometer per uur! Berg op met een korte passage van 9 procent.
Zo ging het ook op de Poggio. Ook een helling van niks. Slechts 3700 meter lang. Onderin 4,3 procent stijging. Hoger op minder en de laatste kilometer vrijwel vlak. Maar ja, als Tadej Pogacar met Diego Ulissi een de slag gaan. Roglic overneemt en Laporte het laatste restje energie uit zijn kuiten perst, dan is het natuurlijk wel alle hens aan dek.
Ik drukte de chronometer in. In precies 6 minuten en 1 seconden trokken zij de sneltrein de heuvel op: uurgemiddelde 36 km 864 meter! Geen wonder dat maar 10 man konden bij blijven. Pogaqcar viel vier keer aan, maar de laatste keer zat er geen power meer in zijn sprong. Van Aert reed gaten dicht en demarreerde ook. Dat brak hen lelijk op, maar het was fascinerend om te zien.
En net zo fascinerend was jouw duik naar glorie op 4,4 kilometer van de streep. Het allesbeslissende moment vond onder de kilometervlag plaats. Pogacar, Van Aert, Van der Poel, Kragh Andersen, de beste hardrijders van het moment, probeerden het gat te dichten. Maar het bleef tachtig meter. Onder de kilometervlag was het nog een keer de beurt aan Van Aert, maar hij stuurde naar buiten en hield zijn benen stil, waardoor het even stil viel in de achtervolging. Hij wist dat hij geklopt was en hij spurtte niet meer mee. Pogacar deed dat ook niet. Van der Poel wel en hij werd nog fraai derde achter Anthony Turgis die naar een onverwachte tweede plek reed.
De bewondering in het peloton voor jouw coupe was enorm Matej. Dat bleek wel uit de felicitaties die je ver achter de finish van al jouw concurrenten kreeg. Terecht! De demonstratie, die je in de afdaling gaf en de manier waarop je in de resterende twee kilometer alles uit jouw frêle lijf perste was uniek. Vlak voor de finish keek je nog twee keer om. Je kon het niet geloven, maar het was waar: Matej Mohoric won Milaan – San Remo.