Succesvol sprinten: een inkijk in de data van Marcel Kittel

Met een totaal van 14 gewonnen etappes in vier verschillende Tour de France edities is Marcel Kittel een van de succesvolte sprinters van het afgelopen decennium. Bewegingswetenschapper Teun van Erp onderwierp alle Toursprints van Kittel aan een grondige analyse en kreeg zo inzicht in de uitzonderlijk krachtige dijen van de Duitser tijdens de sprint én de rol van het ploegentreintje daarbij.

Zijn hele lichaam ter beschikking aan de wetenschap stellen, zo ver ging Marcel Kittel niet toen Teun van Erp hem als proefpersoon voor zijn onderzoek polste, maar zijn vermogensdata, die wilde de Duitser graag delen. Kittel kende Van Erp nog uit zijn tijd bij team Shimano, waar ze collega’s waren: Kittel als sprintkanon, Van Erp als wetenschappelijk expert. Van Erp had voor zijn proefschrift een hele berg aan data van de latere Sunweb ploeg geanalyseerd en ook een zogeheten casestudie over Tom Dumoulin gepubliceerd; Kittel wist dus dat als er iemand was die iets zinnigs uit de brei aan vermogensgetallen die hij in de loop van zijn carrière had gefietst, kon halen, dat dit Van Erp was.

Marcel Kittel in de kleuren van Giant-Alpecin.
FOTO: RAYMOND KERCKHOFFS

Bovendien had Van Erp de tijd. Nadat de kersverse doctor na zijn promotie in Amsterdam direct naar Zuid-Afrika was vertrokken voor een vervolgonderzoek aan de universiteit van Stellenbosch, kwam hij daar al snel in een lockdown terecht. Geen safari trips en bezoekjes aan de wijngaarden voor Van Erp dus, maar wel de laptop om met Kittels data aan de slag te gaan. Het resultaat: twee wetenschappelijke artikelen, netjes gesplitst in een deel 1 en deel 2. En het bijzondere is dat naast Van Erp als eerste en zijn begeleider Rob Lamberts als laatste auteur, Marcel Kittel als middelste auteur boven de stukken staat genoteerd. Het moet een unicum zijn: een wielrenner die heeft meegewerkt aan een wetenschappelijke studie over zichzelf. En in tegenstelling tot de wetenschappelijke artikelen waar meer dan honderd auteurs worden opgevoerd (het record ligt op 5000 plus) en je je kan afvragen of die allemaal hebben bijgedragen aan de inhoud, heeft Kittel bij ‘zijn studies’ echt ook meegedacht en input gegeven, aldus Van Erp.

Palmares

Het levert een uniek inzicht op in enerzijds de fysiologie van een topsprinter en in anderzijds de rol van de ploegentactiek bij zijn lancering in de laatste kilometers. Want terwijl er in de wetenschappelijke literatuur wel data te vinden zijn van grote ronderenners (Froome, Armstrong, Indurain en Dumoulin), is zo’n casestudie voor een succesvolle professionele sprinter op de weg er niet. En succesvol was Marcel Kittel zeker, sla zijn palmares er maar op na. In zijn profcarrière tussen 2011 en 2019 fietste de Duitser 89 keer als eerste onder het finishdoek door; 32 overwinningen werden tijdens een World Tour koers geboekt. In zijn succesvolste jaren (2012, 2013, 2014, 2016, 2017) won Kittel respectievelijk 21%, 21%, 19%, 16% en 22% van de ritten waar hij aan de start verscheen.

Bovendien kon Kittel ook in de grote ronden uit de voeten, terwijl zoiets een fikse inspanning vraagt van een sprinter die qua lichaamsbouw niet heel geschikt is om ook bergop stevig door te trappen. In alle drie de grote ronden wist Kittel minimaal één keer een etappe te veroveren, maar vooral in de Tour de France was Kittel succesvol met in totaal 14 overwinningen in de vier jaargangen dat hij aan de start stond (2013 (4 zeges), 2014 (4), 2016 (1), 2017 (5)). Met uitzondering van de Tour in 2017, waar Kittel na een valpartij in de 17e etappe het strijdtoneel moest verlaten, reed de Duitser de ronden ‘gewoon’ uit.

Overstap

Interessante bijkomstigheid voor de studie was dat de Duitser hierbij de eerste twee jaren in dienst van team Shimano (Argos-Shimano in 2013, Giant-Shimano in 2014) was, maar in 2016 (Etixx-Quick-Step) en 2017 (Quick-Step Floors) onder de hoede van Patrick Levefere kwam. Terwijl de Duitser bij Shimano de absolute kopman in de Tour was, werd bij de Belgische ploeg ook gefietst voor een goed algemeen klassement van Dan Martin.

Zo’n overstap naar een andere ploeg met een iets andere positie op de apenrots heeft vaak gevolgen voor de renner. Kijken we simpel naar het winstpercentage van Kittel in beide ploegen, dan was dat hoger bij Shimano: hij won in 2013 en 2014 in totaal 8 van de 10 sprints waar hij aan meedeed in de Tour, terwijl hij in 2016 en 2017 ‘slechts’ 6 van de 11 keer als eerste over de meet kwam. Leuke scorebordjournalistiek, zo’n percentage, maar als wetenschapper wil je dit graag kunnen duiden. Was Kittel misschien zijn macht aan het verliezen in de loop der jaren? Of was de sprinttrein gewoon slechter uitgerust bij Quick-Step omdat de ploeg nu eenmaal ook aandacht en energie aan Martin wilde geven? En waar lag het precies aan als Kittel eens niet als eerste over de streep kwam?

Marcel Kittel was succesvol in de kleuren van QuickStep, zoals hier in de Tour of Dubai.
FOTO: RAYMOND KERCKHOFFS

Dertien seconden

Het zijn precies deze vragen waar de onderzoekers met hun studies een antwoord op wilden geven. Om te beginnen bij de krachtige beenspieren van Kittel, kwam daar in de loop van de jaren niet gewoon de sleet op? Kittel, geboren op 11 mei 1988, was namelijk fysiologisch gezien in de bloei van zijn sprintersleven (25 en 26 jaar) in de twee Tours die hij bij Shimano reed; het is niet onlogisch dat hij in zijn jaren bij Quick-Step al wat van zijn explosiviteit had ingeboet.

Het was echter niet het geval, zo concludeerde Van Erp nadat hij alle vermogensdata van Kittel had geanalyseerd en statistisch getoetst. Zijn beste twintig minuten vermogens waren niet anders tussen de vier edities, namelijk 452, 465, 454 en 461 watt. Keek hij naar alleen de eindsprints tijdens de vier jaargangen van de Tour, dan lieten die hetzelfde plaatje zien. Zo’n sprint duurde gemiddeld genomen 13 seconden waarbij Kittel zijn loodzware versnelling van 53-11 tussen de 103 en 121 keer per minuut rond wist te trappen om een gemiddelde vaart van 65,5 kilometer in het uur te bereiken. Het vermogen dat hij hiervoor leverde lag tussen de 1026 en 1576 watt en was gemiddeld 1411 watt. Deze cijfers waren niet anders wanneer Kittel in het shirt van Shimano sprintte of als hij dat deed in het tenue van Quick-Step. Dit gold ook voor het piekvermogen gedurende 1 seconde, dat uiteraard nog wél een stuk hoger lag -tussen de 1556 en 1878, met een gemiddelde van 1737 watt. Met een lichaamsgewicht van rond de 90 kilo komt het relatieve piekvermogen van Kittel in de sprint daarmee boven de 19 watt/kilo uit. Het zijn gigantische vermogens voor een atleet; volgens Van Erp en zijn mede-auteurs de hoogst gerapporteerde voor een sprinter op de weg in de wetenschappelijke literatuur.

Treintje

Maar er was wel een verschil tussen beide ploegen wanneer Van Erp de vermogens die Kittel in de aanloop naar de eindsprint trapte, nauwkeurig onder de loep nam. In de laatste kilometers hoefde Kittel zich in de Quick-Step formatie namelijk lange tijd minder in te spannen vergeleken met wanneer hij de Shimano trein moest volgen. Het zorgde voor een verschil in gemiddeld vermogen in de perioden tussen 10 en 5 minuten, tussen 3 en 2 minuten (321 versus 392 watt), en tussen 1,5 tot 1 minuut (412 versus 513 watt) voor de finish. Terwijl in de volgende halve minuut het getrapte vermogen van de Duitser niet anders in het Quick-Step shirt dan in het Shimano tenue was, moest hij de daaropvolgende 15 seconden als Quick-Step rijder wél direct vol in de beugels om een gemiddeld vermogen van 893 watt te kunnen leveren (tegenover 654 watt als Shimano renner). Let wel: hierna kwam de eindsprint nog, waarbij Kittel gedurende 10-15 seconden nog eens 500 watt méér moest genereren.

Het had alles te maken met de verschillen in ploegentactiek. Die van team Shimano was om de laatste twee à drie kilometers voor de meet op kop van het peloton met een mannetje of 4-5 te gaan rijden. Bij Quick-Step daarentegen verbleef Kittel tot een halve minuut voor de eindstreep ergens tussen plek 10 en 20 in de groep en had hij vaak niet meer dan twee tot drie ploeggenoten bij zich, om vervolgens als een TGV naar voren te denderen in de 15 seconden voorafgaand aan de eindspurt.

De Quick-Step tactiek kost in het geheel genomen minder energie omdat de luchtweerstand midden in het peloton nu eenmaal lager is dan in het laatste wagonnetje van een sprinttrein. Maar hierdoor moest Kittel al wel een halve minuut voor de finishlijn volle bak aan om zich op tijd aan het sprintersfront te melden, met daarbij het risico om ingesloten te worden of een valpartij vóór hem niet te kunnen vermijden. Het zou zo maar eens hebben kunnen bijdragen aan het lagere winstpercentage in de Toursprints van Kittel bij de Belgische ploeg. Want, hoewel Kittel eigenlijk veel te weinig sprints verloor (slechts 7 in totaal) om er een gedegen analyse op los te laten, vonden de onderzoekers dat de positie op 30 seconden voor de finish het verschil maakte tussen winst of verlies. In de gewonnen sprints lag Kittel op dat moment namelijk dichter bij de kop van de groep dan wanneer hij op de meet tekort kwam (positie 4,5 versus positie 8,5). En dit had verder niks te maken met de geleverde vermogens of het aantal ploeggenoten dat hem ondersteunde in de sprint; die verschilden niet tussen de gewonnen of verloren sprints, concludeerden Van Erp en co.

Marcel Kittel in het begin van zijn carrière succesvol op het Caribische eiland Curacao voor Skil-Shimano.
FOTO: RAYMOND KERCKHOFFS

Overleven

De dagelijkse inspanning die Kittel drie weken lang tijdens de Tour moest leveren, had weinig invloed op de fysieke kwaliteiten van de Duitser. De onderzoekers vonden geen verval in zijn getrapte vermogens in de loop van de ronde. Het is knap want voor een sprinter zijn vooral de bergetappes een ware hel omdat hij bergop al gauw 25 kilo extra aan lichaamsgewicht moeten meezeulen vergeleken met een klimmertje – Kittel rapporteerde voorafgaand aan de vier Touredities een lichaamsgewicht van respectievelijk 90, 90, 88.5 en 89 kilogram.

Zoiets vreet energie, ook omdat een sprinter vanwege de tijdslimiet niet rustig als een fietstoerist door de Alpen of Pyreneeën kan trekken. Het scheelde bij Kittel al snel zo’n 1500 tot 2000 kilojoule op een dag; op het einde van een bergetappe stond er een gemiddeld vermogen van 284 watt en 5131 kilojoule op zijn teller, terwijl dat na een vlakke etappe slechts 218 watt en 3496 kilojoule was. Van Erp zag de extra inspanning die Kittel in de bergen moest leveren ook terug nadat hij de vermogens had opgedeeld in de karakteristieke vijf intensiteitszones: de Duitser trapte relatief veel meer van zijn tijd in zone 3 en 4 wanneer er cols in de etappe waren opgenomen. Vooral tijdens de eerste beklimming van de dag spaarde Kittel zichzelf niet: 34% van de tijd verbleef hij in de hoogste vermogenszone. Het zorgde ervoor dat hij het tijdens de laatste klim van de dag relatief rustig aan kon doen in de ‘grupetto’ (6% van de tijd in zone 5).

Met deze strategie wist Kittel netjes op tijd binnen te zijn. Het leverde hem geen topklassering in het algemeen klassement op: de Duitser eindigde steevast bij de laatste 5%. Het is best sneu, want vergeleken met een renner in de top van het klassement (Tom Dumoulin) kostte het uitrijden van een grote ronde Kittel al gauw een extra dagelijkse belasting van gemiddeld 10%. De Duitser zal er niet om malen. Vier keer de Tour leverde hem namelijk ook wat moois op: 14 mooie ritzeges én jawel, twee fraaie wetenschappelijke artikelen met zijn naam erboven.

5 3 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
2 Reacties
oudste
nieuwste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments
Adri
Adri
14-02-2021 19:21

Mooi artikel en iets wat toevoegt en ook laat zien dat wattages in vlakke ritten maar weinig boven 200 uitkomen en cal/uur misschien de 600gem niet over stijgen.

Frans Rutten
Frans Rutten
15-02-2021 00:25
Reply to  Adri

Het kan natuurlijk zijn, dat U deze getallen ziet als niet meer dan een feitelijke constatering. Maar, zoals vaker, het is niet wat het lijkt. Opoe, kan gesitueerd op een bepaalde plaats in het peloton ook nog wel 54 km/h rijden (befaamde studie van Bert Blocken), maar dit laat onverlet, dat de eerste seconde, dat ze deze bevoorrechte positie moet opgeven, ook meteen gezien is. Luchtweerstand of verminderde luchtweerstand is vooral in vlakke etappes het grote thema. Beslissingen vallen dan ook in de kritische perioden, waarin verminderde luchtweerstand plotseling nagenoeg geen rol meer speelt. Zoals Alaphilippe bij het laatste WK… Lees meer »