Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
Marcel Kint was niet alleen de eerste profrenner die op de Cauberg wereldkampioen werd in de zomer van 1938. De Belg zou ook de geschiedenis ingaan als de langst regerende titelhouder. Het duurde namelijk acht (!) jaar voordat hij een opvolger kreeg. Precies twaalf maanden nadat Kint in Valkenburg gelauwerd was vielen troepen van nazi-Duitsland namelijk buurland Polen binnen. Daarmee was de Tweede Wereldoorlog een feit, waardoor er van een nieuwe titelstrijd op de fiets geen sprake meer kon zijn.
Zodoende duurde het tot 1946 voordat in Zwitserland – dat in de oorlog neutraal was gebleven – weer een regenboogtrui te verdienen viel. Saillant detail? Uitgerekend Hans Knecht, die in Valkenburg de titel bij de amateurs had veroverd en daarna naar de beroepsklasse was overgestapt, wón dat kampioenschap in Zürich. Tweede werd …. Marcel Kint, maar daar vertel ik dadelijk méér over.
Eerst terug naar de Cauberg, september 1938. Zesendertig renners tekenden de presentielijst. Zo’n aantal was destijds gebruikelijk in WK’s. Van deze deelnemers werd Luciano Montero ook nog eens gedwongen al in de eerste van de zevenentwintig (!) ronden het strijdtoneel te verlaten. De jury had namelijk ontdekt dat de Spanjaard een reclametekst op zijn shirt had. En dat was reglementair verboden. Montero stapte af en zag het peloton met de Nederlanders Theo Middelkamp, Piet van Nek, John Braspennincx en Gerrit Schulte in de verte verdwijnen.
Hoewel dit vaderlandse kwartet sterk genoeg werd geacht voor een rol van betekenis stonden enkele buitenlanders toch iets hoger in de hiërarchie. Allereerst was er de Italiaan Gino Bartali, die enkele weken eerder nog de Tour de France op zijn naam had geschreven. Ook van de Zwitsers werd het een en ander verwacht, maar met name de Belgen hadden collectief wellicht nog méér kansen. Voorafgaande was er overigens bij onze buren het een en ander te doen geweest over het aantal Vlamingen en Walen in de ploeg. Uiteindelijk kwam men tot een akkoord. Marcel Kint en Ward Vissers (uit Vlaanderen); Francois Neuville en titelverdediger Eloi Meulenbergh (uit Wallonië). Aan eensgezindheid desondanks geen gebrek.
Gutsende regen en stevige windvlagen – met daarbij de telkens terugkerende beklimming van de Cauberg – maakten het gevecht zwaarder en zwaarder. Toen ver in de tweede koershelft het grootste deel van het peloton al in kansloze posities terechtgekomen was hield Neuville (in opdracht van de teambaas) zijn benen stil om medevluchter Paul Egli uit Zwitserland niet nog meer afstand te laten nemen op een paar achtervolgers waartoe Marcel Kint behoorde.
Neuville zou, zo dacht de leiding van de Belgische ploeg, in een sprint tegen Egli geen kans hebben. Vandaar. Niet alleen Kint – met de Zwitser Leo Amberg – kwam overigens bij de uitlopers. Ook Piet van Nek eiste zijn plek in het voorste gelid op. Daar kreeg hij het vaak moeilijk, maar breken deed hij niet, ook niet toen Neuville ten aanval trok.
Nu was het aan de Zwitsers om te reageren, maar zij konden niet verhinderen dat Marcel Kint hen in de steek liet en zich vooraan bij zijn landgenoot voegde. Een dubbele Belgische victorie? Nee, want Neuville kreeg af te rekenen met een gebroken pedaal. Bovendien, voordat hij op de fiets van Meulenbergh de strijd kon voortzetten hadden Amberg en Egli zich weer bij Kint gevoegd. Van Nek volgde kort daarachter. De beslissing was toen nog slechts een kwestie van tijd. Op weg naar de finish in Vilt weerstond Marcel Kint de aanvallen van zijn twee rivalen. Hij gaf ze in een lange, harde eindsprint geen kans. Egli werd tweede, Amberg derde, Van Nek (op 11 seconden) vierde. In totaal reden acht man de wedstrijd uit. ’Cauberg richtte ware slachting aan,’ stond de volgende dag in de krant.
Kortom, Marcel Kint, die eerder dat jaar drie etappes in de Tour op zijn naam schreef, zette in Valkenburg de kroon op zijn werk. ’De Zwarte Arend’ – want zo luidde de bijnaam vanwege zijn scherpe blik – was nog geen 24 jaar toen hij met de regenboogtrui in zijn koffer vanuit het Geulstadje naar huis reed, naar Zwevegem, zijn geboorteplaats in de buurt van Kortrijk. Een paar jaar later, in de meidagen van 1940, werd hij overigens wéér in Valkenburg opgemerkt, maar dit keer in een heel andere rol. Hij behoorde tot een groep Belgische krijgsgevangenen die naar Duitsland werden afgevoerd. Na een poosje mochten zij echter naar huis en kon Marcel Kint weer aan de slag op de fiets. Want hoewel er geen wereldkampioenschappen op het programma stonden gingen andere wedstrijden hier en daar gewoon door.
Vijf jaar na zijn succes in Limburg won Kint ook Parijs-Roubaix, gevolgd door drie triomfen in de Waalse Pijl, drie keer op een rij: 1943, ’44, ’45. In de Tour de France – waaraan hij vijf keer deelnam – eiste hij behalve de drie ritzeges van ’38 nog drie andere dag-overwinningen op. Tevens bleek hij op de baan een topper. En tja, wie weet zou hij na het behalen van de wereldtitel in Valkenburg ook acht jaar later op het hoogste podium in Zürich gestaan hebben als …. onsportieve toeschouwers hem niet gedwarsboomd hadden.
Wat was het geval? Nadat Van Steenbergen vooraan had moeten afhaken vormde Kint met Hans Knecht het leidend tweetal dat richting finish reed. In de laatste honderden meter hadden ze zóveel oog voor elkaar dat het tempo daalde. Enkele Zwitserse toeschouwers sprongen toen over de afzetting en gingen midden op de weg staan. Knecht reed de mannen rechts voorbij en kreeg een duwtje . Kint daarentegen werd bij zijn zadel gegrepen. Knecht zag meteen zijn kans schoon. Tien seconden later werd zijn Belgische opponent tweede. De jury die in de auto achter Van Steenbergen reed had niets gezien.
Marcel Kint, die in de nadagen van zijn loopbaan nog een schedelbasisfractuur moest overwinnen na een val in de Zesdaagse van Parijs, stopte beginjaren vijftig. Op 23 maart 2002 blies hij in Kortrijk zijn laatste adem uit. ’De Zwarte Arend’ werd 87 jaar.