Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
De Tour de France van 1974 begon in Brest waar Eddy Merckx de inleidende tijdrit won. Daar keek niemand echt van op. Verrassend was wél dat hij uitgerekend één dag later in Saint Pol-de-Leon door een ploegmakker werd onttroond: Joseph Bruyère. De boomlange Waal was namelijk niet alleen met een derde plek sterk uit de proloog gekomen, hij veroverde ook in de door de Italiaan Gualazzini gewonnen eerste etappe een ereplaats. Kortom, een en ander had tot gevolg dat sympathieke Joseph aan de leiding belandde.
Uiteraard luisterde ik na afloop van de rit met het overgrote deel van het legertje journalisten naar zijn commentaar. Wat ik – geboren en getogen Limburger – mij echter óók nog herinner? Meteen na zijn uitleg kon ik in het dialect een paar woorden met hem wisselen. De meeste collega’s realiseerden zich niet dat Bruyère in Maastricht was geboren (1948) en daar ook het grootste deel van zijn jeugd had doorgebracht. Als zoon van een Maastrichtse moeder en Waalse vader sprak hij, kortom, een aardig mondje Limburgs. Het mini-interview in het dialect vond ik gewoon leuk. In ieder geval, vele tientallen jaren voordat Mike Teunissen in 2019 de eerste Limburger werd die het gele eretricot om zijn schouders kreeg, was er al een ex-Maastrichtenaar met de Belgische nationaliteit die dit klaar speelde.
De Tour waarin dit gebeurde was overigens niet de eerste waaraan Bruyère deelnam. Drie keer had hij al drie Parijs gehaald. Bovendien was hij – in 1972 – als winnaar gehuldigd van de etappe Auxerre-Versailles. Jawel, ook als (wellicht) de meest loyale helper van Merckx bij ploegen als Faemino en Molteni kwam hij tot menig persoonlijk succes. Verderop in dit verhaal zal ik een en ander nog memoreren.
Hoe dan ook, met de gele trui in zijn koffer maakte hij vanuit Saint Pol-de-Leon de oversteek naar Plymouth, want 1974 was tevens het jaar waarin voor het eerst een Tourrit op Engelse bodem werd verreden. Henk Poppe, een Tukker uit de Frisolploeg, won die etappe in een massasprint. De volgende dag, met nog steeds Bruyère in het geel, werd er weer op Franse wegen gereden, in dit geval van Morlaix naar Saint Malo. Pas één etmaal later (St.Malo-Caen) werd Joseph onttroond door …. Eddy Merckx, die in de tussensprints de nodige bonificatieseconden had veroverd. In de eerstvolgende etappes droegen echter ook Gerben Karstens, Patrick Sercu en wéér Karstens nog het geel voordat Eddy-de-Grote in de zevende etappe naar Chalons-sur-Marne duidelijk maakte dat hij en niemand anders de baas was. Merckx zou dik twee weken later voor de vijfde (en laatste) keer op het hoogste podium in Parijs staan.
Vier jaar later vervulde ’de kannibaal’ in de Tour een heel andere rol. Enkele maanden eerder had hij namelijk zijn laatste wedstrijdkilometers gereden en was hij (naast Rudi Altig en Jos Huysmans) tot de staf van de kersverse C&A-ploeg gaan behoren. Het team kwam in Leiden aan de start met onder meer Lucien van Impe, Walter Planckaert en Bruyère in de gelederen. Weet U wie na de achtste etappe, een door Hinault gewonnen tijdrit, het geel aantrok? Juist, Joseph Bruyère.
Met leeuwenmoed verdedigde hij dag na dag deze positie, óók in de Pyreneeën. Pas in de zestiende rit met aankomst op l’Alpe d’Huez (waar Michel ’Peerke’ Pollentier de ritzege en veroverde leiderstrui kwijtraakte wegens fraude bij de dopingcontrole) moest Joseph capituleren. Het veranderde desondanks niets aan zijn rol als klassementsrijder. Vier dagen na l’Alpe d’Huez moest er in de tijdrit over 72 kilometer van Nancy naar Metz zelfs een ongenaakbare Hinault aan te pas komen om hem van de dagzege af te houden. In Parijs stond hij achter de mannen van het podium (Hinault eerste, Zoetemelk tweede, Agostinho derde) op de vierde plek, zijn beste klassering in zes Tourdeelnames. De Vuelta reed hij één keer uit, de Giro vier keer. Zijn laatste optreden in Italië, 1976, sloot hij af met een tijdritzege in het eerste deel van de laatste etappe. Een Belgische krant schreef: ’Uiteraard was het geen toeval dat de minzame Jos naar het podium mocht aan het slot van een eenzame proef tegen de klok. Dat kón hij immers: loeihard fietsen, zonder op of om te kijken.’ À propos, de bewuste Giro werd eens niet door baas Merckx gewonnen, wel door wijlen Felice Gimondi met Johan de Muynck in tweede stelling. Merckx werd achtste.
En om – zoals beloofd – nog even terug te komen op gloriedagen van Bruyère in het eendaagse werk? Drie keer (1974, ’75, ’80) reed hij naar de bloemen in de Omloop Het Volk, die intussen in Omloop Het Nieuwsblad is omgedoopt. Tweemaal (1976, ’78) was hij de sterkste in Luik-Bastenaken-Luik, de klassieker waarvan hij zielsveel hield en waarin hij zich tijdens zijn indrukwekkende solo’s gesteund wist door iedereen uit de provincie. Want Jospeh Bruyère – halverwege de jaren zeventig ook nog eens derde in de Amstel Gold Race – werd in Luik op handen gedragen. Niettemin, de band met zijn geboortestad bleef stevig, óók met Bennie Ceulen die in de jaren voordat hij gedelegeerde van de Tourorganisatie in Nederland werd zelf nog als prof de wielersport beoefende. Vaak trainden de twee samen. En dan werd er gewoon in onvervalst Maastrichts gepraat.
’Bennie is mijn beste Nederlandse vriend,’ heb ik meer dan eens gehoord van Bruyère, die zelf trouwens bij de etappefinish van de Tour 2006 in Valkenburg – net als alle Limburgse renners die ooit in de Franse rondrit slag leverden – werden geëerd. Uit handen van gouverneur Leon Frissen kregen zij een gouden speld. U vraagt toch zeker niet van wie het idee afkomstig was? Bruyère – die in de loop van 1980 zijn rennersjaren afsloot nadat hij in een Belgische ploeg niet altijd meer het geld kreeg waarop hij recht had – kon trouwens ook in het Luikse op waardering rekenen. Tot aan zijn pensioen had hij een prima job, o.a. op promotioneel vlak, in dienst van de provincie waar hij – niet ver van de ’vurige stede’ – nog altijd woont.