Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
Hoe een sprinter, die de Cauberg al ziet als een col van de eerste categorie, aankijkt tegen een Tour-etappe met reuzen als Aspin, Tourmalet en Aubisque? Als een verschrikking, natuurlijk. Mocht U twijfelen, neem dan even contact op met Theo Smit, de thans 69-jarige ex-prof uit Halfweg, maar U kunt dat ook achterwege laten. Op een juli-zaterdag in 1977 – het jaar van de rit over die drie Pyreneeëncols – heb ikzelf vanuit de volgwagen zijn lijdensweg gezien. De herinnering kwam weer naar boven bij het ordenen van mijn archief, een bezigheid in corona-tijden die niet opvallend hoeft te zijn, denk ik.
Ter verduidelijking, de Tour van toen was de tweede waaraan Smit deelnam. Hij reed bij Frisol en had onder meer Jan Raas, Fedor den Hertog en de Spaanse oud-winnaar Luis Ocana als ploegmakkers. Ikzelf tekende als verslaggever van de GPD, een landelijke combinatie van kranten, voor de derde keer present. De volgauto deelde ik met wijlen Nino Tomadesso, die heel lang mijn collega bij het Limburgs Dagblad is geweest, dit even terzijde
In ieder geval, de Tour was pas enkele dagen onderweg toen de eerdergenoemde etappe door de Pyreneeën op het programma stond. Tot dan had het peloton alleen de proloog in Fleurance en een rit-in-lijn naar Auch achter de rug. Respectievelijk Didi Thurau en Pierre Villemiane waren er als winnaar gehuldigd. Daar had Smit overigens geen boodschap aan. Voor hem én de ploeg kwam het er op aan dat hij de eerstvolgende rit zou overleven. Dan kon hij in een van de latere etappes misschien toeslaan, zoals hij dat in ’75 bij zijn debuut had gedaan. Toen was hij het complete sprintersgilde zelfs twee keer de baas geweest. En hoewel hij amper een dag na zijn winst in de negende etappe de tijdslimiet had overschreden (en huilend van ontgoocheling naar huis moest), deed dat niets af aan zijn inbreng. Hij had de successen behaald waarvoor ploegbaas Piet Liebregts hem naar Frankrijk had meegenomen. Trouwens, Smit won ook in de Vuelta twee etappes, eveneens in de sprint. Jawel, Theo was op dat gebied heel wat mans.
Overigens, voordat ‘Smitje’ wielrenner werd stond hij tot zijn achttiende onder de lat bij de RK Voetbalvereniging NAS (oftewel Na Arbeid Sport) in Halfweg, momenteel VV Zwanenburg. De geboren Amsterdammer had namelijk het advies opgevolgd om niet te vroeg met koersen te beginnen. De kans op verzadiging was dan wellicht te groot wanneer de ambitie pas echt tot uiting moest komen, werd geredeneerd. Enfin, eenmaal op de fiets kwamen Theo’s sprintkwaliteiten al gauw tot uiting. Dat gebeurde zowel in het lokale circuit, alsook met winst in de Ronde van Noord-Holland en etappesuccessen in Olympia’s Tour en de Oost-Europese Vredeskoers. Niet voor niets haalde Frisol hem dan ook vóór zijn overstap naar de profs al bij de amateurtak van de ploeg.
Allicht dat Piet Liebregts – die bij Smit’s tweede Tour als rechterhand van chef d’equipe Florent van Vaerenbergh fungeerde – de Noord-Hollander binnen de tijdslimiet naar Pau wilde loodsen. Echter, de allereerste van de honderd renners die op de col d’Aspin werd achtergelaten was … Theo Smit. ‘Hier blijven we voorlopig in de buurt,’ zeiden Tomadesso en ik in de auto tegen elkaar. Wij zagen Smit afstappen, blik op oneindig. Een mecanicien zette hem weer op de fiets. Enkele honderden meters verder: hetzelfde schouwspel. Dit keer greep Liebregts in. Zo ging het voort. Een drama, echt waar. Vele hairpins hoger klommen de kopmannen en knechten tussen de tienduizenden toeschouwers naar de top. ‘Moet ik dáár nog heen?’ dacht de hekkensluiter. Later zou hij zeggen dat hij zich misschien wel honderd keer had afgevraagd wat hij in godsnaam aan het doen was. ‘Theo, ga naar huis, stop met deze waanzin. Laat ze allemaal barsten, zoek een baantje als timmerman. Je hebt twee gezonde handen aan je lijf.’ Het spookte door zijn hoofd.
Niettemin, hij haalde de top van de Aspin, maar vraag niet hoe. Een levend lijk. Op de Tourmalet niet anders. Toen hij echter iemand in een Teka-shirt vlak voor zich zag worstelen kreeg hij opeens toch weer moed..’Ik was dus niet de enige op sterven na dood,’ liet hij daarover optekenen. De Spanjaard Balague, want hij was de Teka-renner, leidde indirect de wederopstanding van Smit in. Toen even later ook nog twee ploegmakkers, de Belgen Rosiers en Loysch, opgepikt werden voelde dat alsof het lichaam minder protesteerde tegen de pijn en vermoeidheid. Op de vlakke weg, in het dal tussen Tourmalet en Aubisque, werd zelfs nog een omvangrijke groep ingehaald. Bij de beklimming van de laatste col passeerden Tomadesso en ik het uiteengescheurde veld waardoor we nog op tijd in Pau arriveerden. Daar vloerde Thurau dertien mede-koplopers waaronder Merckx, Thévenet, Kuiper, Galdos, Van Impe en Zoetemelk, kortom, iedereen die in de resterende weken zou knokken voor de eindzege. Tussen haakjes, die kwam terecht bij Thévenet met Kuiper uiteindelijk op 48 seconden (!) in tweede stelling.
Welgeteld 40 minuten en 21 seconden na Thurau liep de ‘bus’ met Smit en zesendertig medepassagiers Pau binnen. De tijdslimiet was niet overschreden, de guillotine kon opgeborgen worden. Eén dag later deed Theo achter de ontsnapte Spanjaard Nazabal zelfs alweer mee in de pelotonssprint om de tweede plaats. Hij werd vijfde. Echter, tot een etappezege kwam het niet meer. Integendeel, de veertiende rit naar Thonon-les-Bains was het eindstation.
Niet veel later stopte Frisol met de sponsoring, maar namens het Franse Lejeune en naderhand vooral kleine Nederlandse ploegen bleef Smit desondanks nog heel lang actief. Aan prijzen, premies en overwinningen in criteriums en aanverwant werk geen gebrek. Halverwege de jaren tachtig, in zijn nadagen, verdiende hij bovendien nog een aardig centje in het Japanse keirin-circuit, een sprintnummer op de baan. Hoe dan ook, zijn deelname aan de Tour van ’77, de tweede in zijn loopbaan, was de laatste gebleven met de naam Theo Smit op de deelnemerslijst. Voor zover het U interesseert, ikzelf zou er – mét de volgauto en toffe collega’s als Peter Heerkens, Peter de Jonge en Bennie Ceulen – nog zestien keer in terugkeren, óók in 1980 toen Joop Zoetemelk glorieerde. Mooie tijd.