Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
Wanneer iemand als Marcel Kittel vijf keer op de erelijst staat naast Mark Cavendish, Tom Boonen en Fabio Jakobsen met ieder twee à drie zegepralen, weet je dat het een wedstrijd voor sprinters betreft. Niet voor niets wordt de Grote Scheldeprijs – want daar gaat het hier om – het wereldkampioenschap voor de snelle mannen genoemd. Daar is uiteraard niks mis mee. Je moet het toch maar doen om op het einde van zo’n race over dik 200 kilometer de concurrenten het nakijken te geven. Trouwens, op de erelijst staan ook namen als Mario Cipollini, Alessandro Petacchi, Marc Demeyer, Eddy Merckx (natuurlijk), Freddy Maertens, Didi Thurau en in nóg langer vervlogen tijden Stan Ockers, Briek Schotte en Rik Van Looy. Alles bij elkaar is 107 keer iemand als triomfator gehuldigd in Schoten, onder de rook van Antwerpen.
Of daar behalve Jakobsen andere Nederlanders bij geweest zijn? Nou en of. Weliswaar duurde het tot 1953 voordat Hans Dekkers de vaderlandse zegelijst opende, maar nadat de Eindhovenaar achtentwintig (!) jaar later in Ad Wijnands een opvolger had gekregen, proefden landgenoten met een bepaalde regelmaat van het zoet der overwinning, zoals Adrie van der Poel, Jean-Paul van Poppel (zelfs twee keer), John Talen, Servais Knaven, Jeroen Blijlevens en Thorwald Veneberg, de huidige KNWU-bestuurder. Tussen haakjes, de Grote Scheldeprijs vond vroeger altijd plaats op het einde van juli, minder dan anderhalve week na de Tour de France en dus midden in de carrousel van de criteriums. Met die datum werd nog vóór de eeuwwisseling gebroken. De race verhuisde naar de aprilmaand. De formule van de wedstrijd veranderde daarentegen niet. Dus eerst vanuit Schoten of Antwerpen een grote lus door de provincie, daarna een drietal lokale ronden. Traditie is er om te koesteren, vonden de organisatoren, die overigens de laatste jaren voor Terneuzen kozen als startplaats. Kortom, ook in 1981, het jaar waarin Ad Wijnands glorieerde werd er eerst een grote omloop afgelegd, in dit geval via Geel, Scherpenheuvel en Herentals terug naar het beginpunt. Daar wachtten dan na de ‘aanloop’ van 195 kilometer de drie slottoeren van ieder 16 kilometer.
Toen Wijnands ‘s morgens in zijn auto naar Schoten reed dacht hij er overigens geen seconde aan dat hij die finale zou meemaken. De 22-jarige Maastrichtenaar had zich zelfs voorgenomen hooguit tot de eerste bevoorrradingspost mee te gaan. Daarna snel omkleden en kijken hoe zijn collega’s het er van af zouden brengen. Sterker, veel liever was hij thuisgebleven. Zoiets hoorde weliswaar niet bij een plichtsgetrouwe prof zoals hij altijd was, maar dit keer dacht hij er toch iets anders over. De Tour de France – waarin hij als debutant twee (!) etappes had gewonnen, na eerder ook al de Ronde van België op zijn naam te hebben geschreven – was vermoeiend geweest. Bovendien, in de acht à negen dagen na de Tour had hij volop meegedraaid in de molen van criteriums, de avond vóór de Scheldeprijs nog in Elsloo. Maar tja, ploegbaas Peter Post had een team van Raleigh ingeschreven voor de semiklassieker in België. Dus trok Ad Wijnands na een korte nachtrust naar de Scheldeprijs. Daar meldden zich ruim 110 deelnemers.
Volgens plan hield hij zich goed verscholen in het peloton. Het feit dat teamgenoot Gerrie Knetemann met een paar Belgen op avontuur ging nam hij voor kennisgeving aan. Nog eventjes, hé. Echter, toen na zo’n 100 kilometer de etenszakjes werden uitgereikt vond Ad het nog geen tijd om in de auto van een verzorger te duiken. Afstappen kan altijd nog, dacht hij. Eenmaal weer in Schoten aanbeland (waar de vlucht tot een einde kwam en Knetemann opgaf) veranderde hij zelfs helemáál van mening. Niet alleen voelde hij zich fit genoeg om de strijd voort te zetten, hij dacht aan méér. Dat liet hij blijken door mee te springen bij een uitlooppoging. Daarin zorgde hij met de Belg Frank Hoste voor de Raleigh-inbreng. Adrie van der Poel en Adrie van Houwelingen, twee landgenoten uit andere ploegen, waren er eveneens bij. Even later sloot ook Johan van der Velde in gezelschap van een paar Belgen aan. Daardoor was de Post-ploeg met drie man in de spits vertegenwoordigd. Dat beloofde het een en ander. Van der Velde waagde als eerste zijn kans. Wijnands en Hoste dekten uiteraard de vlucht, maar konden niet verhinderen dat hun ploegmakker werd teruggepakt. En tóen, pats boem, demarreerde Wijnands zelf. Fel achtervolgd door Willy Teirlinck soleerde hij in de laatste kilometers naar een knappe triomf. Jos Jacobs won 25 seconden later de sprint om de derde plaats.
‘Je bent na Hans Dekkers de tweede Nederlander die hier wint,’ kreeg Ad onderweg naar de huldiging te horen. ‘Dekkers? 1953?’ herhaalde hij. ‘Mooi, maar dat is dus echt vóór mijn geboorte geweest.’ Leuke opmerking. Natuurlijk noteerde ik die voor mijn verslag in de krant. De avond na Schoten stond Wijnands alweer aan de start van de Nacht van Linne, daarna in Maarheeze en Simpelveld, vervolgens in de Ronde van Nederland als voorbereiding op het WK in Praag.
In het gouden tijdperk van Jan Raas, Hennie Kuiper, Gerrie Knetemann en Joop Zoetemelk behoorde Wijnands tot de bovenlaag van het vaderlandse profkorps. Al bij de amateurs was hij een veelwinnaar, óók in klassiekers van het genre Omloop der Kempen en Ronde van Zuid-Holland. Trouwens, in Olympia’s Tour door Nederland veroverde hij de tweede plaats. Bij de beroepsrenners won hij zeker vijftig wedstrijden, de criteriums niet meegeteld. Inclusief de successen in de jongerencategorieën sloot hij zijn loopbaan af met ongeveer negentig eerste plaatsen. Behalve de twee Touretappes, de Ronde van België en Grote Scheldeprijs waren de Ster van Bessèges, Union-Preis Dortmund en Ronde van Belgisch Limburg zijn belangrijkste triomfen. Maar ook behaalde hij dagzeges in de Dauphiné Libéré, Catalaanse Week, Tour de l’Oise en de Ronden van Nederland, Baskenland, Sicilië en waar al niet meer. Bovendien, de vijfvoudige deelnemer aan de Tour de France (en een keer Ronde van Spanje) was tevens een uitstekend pistier, die ook als zodanig toesloeg. Hij toonde zijn kwaliteiten in tientallen zesdaagsen waarvan hij er ook twee, aan de zijde van René Pijnen, won. Allebei in de op het einde van de jaren tachtig afgebroken Eurohal van Maastricht. Aan de andere kant van de stad verrees toen het MECC.
Overigens, ook na zijn laatste koers op een septemberavond 1993, een criterium in de veilinghallen (!) van Aalsmeer, bleef Wijnands de wielersport trouw. Nooit deed iemand tevergeefs een beroep op hem. Hij was zelfs de eerste wielertrainer van Tom Dumoulin. En ook toen hij keihard moest knokken tegen een ernstige ziekte was zijn interesse voor het cyclisme onveranderd groot. Geen twijfel mogelijk. De 61-jarige Ad Wijnands is nog steeds een sieraad voor de wielersport.