1922: Paus van de Pech

La Sportive had drie jaar lang het hele topwielrennen gedomineerd, vrijwel alle etappes in de Tour de France gewonnen en de ronde zelf veroverd met Lambot, Thys en Scieur. Maar vier jaar na de verwoestende Grote Oorlog veranderde er veel. De rijwielmerken konden weer op eigen benen staan. Zij het wankel. Dat leidde tot de terugkeer van de merkenploegen in de Tour. De verhoudingen lagen helemaal scheef, maar alles was beter dan dat alle coureurs voor hetzelfde merk koersten zoals bij het consortium La Sportive het geval was.

Peugeot kwam met elf Azen naar de ronde. Philippe Thys, Firmin Lambot en Jean Alavoine waren de bekendsten. Alcyon bracht drie man aan het vertrek met Emile Masson als voornaamste coureur. Automoto sponsorde vijf man: de Franse kanonnen Christophe, Barthélémy en Leenaers, de winnaar van het B-klassement in 1921. Tourwinnaar Léon Scieur had bij La Francaise getekend. Net als Rossius en Goethals. En Thoman bracht maar twee man aan de start. Van wie Tourveteraan Hector Heusghem wel een kanshebber was.

Concurrenten op de fiets, maar eendrachtig in de publiciteit voor het aperatief Raspail: Lambot, Alavoine en Christophe.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Er werden 28 Azen ingeschreven, maar toen het peloton bij het Lunapark van Parijs vertrok ontbraken Pol Deman en Louis Mottiat, die alle twee ziek waren geworden. De 26 coureurs in de kampioenendivisie werden vergezeld door 94 tweede klassers, zoals de Coureurs Isolé nu werden genoemd. Opmerkelijk was dat er maar tien Franse renners in de hoogste categorie van start gingen en dat zestien Azen al ouder dan dertig jaar waren. De Belgen brachten er veertien aan de start en de Italianen twee. Gremo had nog wel even 100 franc boete moeten betalen. De Franse wielerbond meldde dat hij een eerdere straf nog niet had voldaan en dat hij dus niet mocht starten als hij zijn schuld niet afloste.

Zoals gebruikelijk trok de Tour eerst naar de kust en lag het parkoers vol voetangels en klemmen. Platte tubes. Gebroken kaders. Verwoeste velgen. Valpartijen. Dat waren ook dit jaar de ingrediënten die het verloop van de ritten grotendeels bepaalden, want echt gekoerst werd er in de aanloop naar de cols niet. Dat bleek wel in Brest waar na 405 kilometer liefst 25 man in de eindsprint kwamen. Léon Scieur, de nummer drie van het klassement en winnaar van de Tour van 1921, was daar niet meer bij. Die onzalige 29ste juni was hij gedwongen op te geven op 65 kilometer van de meet.

Henri Desgrange was er getuige van toen de Tourwinnaar van 1921 adieu tegen de ronde van 1922 zei. En uiteraard was hij er niet over te spreken: ‘We spreken er schande van als een jonge renner niet volhard na pech en tegenslag. Scieur was ook niet koppig genoeg. Vorig jaar zagen we een Scieur als de noeste arbeider van het pedaal, zoals we hem kenden. Misschien was hij nu minder dan een jaar geleden. Eergisteren werd hij op zijn waarde uit de wielen gereden op de helling bij Sainte-Mère-Eglise.’

Maar het oordeel van de Tourbaas was niet correct. De Tourwinnaar stond na twee ritten op een gedeelde derde plaats in het klassement. Hij was in Cherbourg gewoon voorin geëindigd, een minuutje achter Bellenger maar te midden van zijn concurrenten. In het klassement hadden zij zestien minuten achterstand op Jacquinot. Scieur was op weg naar Brest bij Lamballe, na zo’n 240 kilometer, zwaar gevallen, waarbij zijn fiets was geruïneerd. Hij reed op dat moment nog steeds in het peloton van dik dertig coureurs die in Brest ook voor de overwinning zouden sprinten. Er was dus niets bijzonders aan de hand met Scieur, maar zijn vélo bleek niet meer te repareren. En dan hield het verhaal natuurlijk op. Er zat niets anders op dan terug te keren naar Florennes. Naar zijn vrouw en zijn kinderen.

Léon Scieur, Tourwinnaar in 1921, geveld door het reglement in 1922. In 1921 versloeg hij Heusghem voor de tweede plaats in de rit naar Cherbourg. Dat deed hij met zijn fietspomp in de hand.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Henri Desgrange kwam er een dag later in zijn rubriek A l’etappe nog even op terug en nagelde Scieur publiekelijk aan de schandpaal in zijn krant. Hij verwees fijntjes naar Grassin, een 23-jarige debutant, die in de rit naar Cherbourg ook was gevallen en zware schade aan zijn fiets had opgelopen. Het gebeurde ‘s nachts 20 kilometer voorbij Rouen. Hij had een fiets geleend van een toeschouwer, zijn eigen wrak op zijn nek genomen, en was naar een dorp gereden. Na anderhalf uur was zijn kader gerepareerd en kon hij weer opstappen. Totaal gedemoraliseerd kwam hij 300 kilometer verder als 56ste over de meet op twee uur en drie kwartier van Romain Bellenger. In de rit naar Brest stapte hij niet meer op. Toto, zoals hij later steeds genoemd werd, Grassin was klaar met de Tour. Drie jaar later werd hij wereldkampioen achter de grote motoren.

En dan was er nog Gaston Degy uit Versailles. Hij was al 32 jaar en koerste in het geelblauwe tricot van Peugeot. In Rouen stond hij klaar om het controleblad te tekenen toen een tweede klasser met een gang van dertig kilometer per uur in zijn achterwiel reed. ‘Zijn naam zullen we maar niet noemen,’ schreef Desgrange. ‘Hij vergat gewoon te remmen.’ Degy’s achterwiel lag in tweeën. Hij uitte ongetwijfeld wat krachttermen, maar nam vervolgens zijn fiets op zijn nek en liep de stad in. Op zoek naar een fietsenmaker die hem kon helpen. Ook dat was niet eenvoudig, want het was kwart over vijf in de ochtend. Na een jacht van 200 (!) kilometer sloot hij laat in de middag bij Arromanches weer aan bij de koplopers, nadat hij en passant ook nog vier banden had gewisseld.

Natuurlijk verwees Desgrange ook nog even naar Eugène Christophe, de man die tot twee keer toe zijn voorvork in een smidse restaureerde en daardoor twee keer de Tour verloor. Op weg naar Cherbourg had hij ook pech: cranck gebroken en vijf keer lek gereden. Hij was wel wat gewend, zocht een fietsenmaker op, kocht een nieuwe cranck, monteerde die en vijftien kilometer verder zat hij alweer in het peloton.

Maar Scieur? Die had gelijk opgegeven. Desgrange had er geen goed woord voor over: ‘Wat deed Scieur? Hij liet het gelijk zitten en klom in een automobiel, wat hem 500 francs boete opleverde, omdat dat verboden is. Wat zegt het reglement? Dat geeft een renner het recht om een andere fiets te nemen op voorwaarde dat zijn vernielde fiets aan de finish wordt gebracht om te worden gerepareerd. Wie opgeeft stapt in de bezemwagen. Daarvoor is het voiture balaï ingesteld. Scieur had het reglement beter moeten lezen. Ik kan wel honderd voorbeelden geven van renners die in dezelfde situatie toch aan de finish kwamen met hun vernielde fiets.’

Het genadeloze regels waren voor de Tourdirecteur heilig. Zelfs al had Scieur zich slechts naar het dichtstbijzijnde station laten brengen, waarna hij in zijn rennerskleding in de trein naar Brest was gestapt. Hij was zwaar gedesillusioneerd en verklaarde de volgende dag: ‘Ik had mij bijzonder goed op deze ronde voorbereid. Net als vorig jaar. Ik was er zeker van dat ik in de bergen weer zou winnen. Wat een onrecht! Mijn fiets was niet te repareren. Om hem weer in orde te krijgen hadden er onderdelen vervangen moeten worden die gemerkt waren en dat is verboden. Ik zou een middel willen nemen dat me gedurende de hele duur van de Tour in slaap houdt. Mijn hele seizoen is verloren.’

De kampioen van 1921 zat met een enorme kater. Desgrange had de reglementen net zo slecht gelezen als Scieur, want de boete die werd uitgedeeld door de koerscommissarissen was 100 francs, zoals uit hun gepubliceerde besluiten bleek. Maar honderd francs was nog steeds veel geld in een periode, waarin je voor 90 franc een heel jaar een huis kon huren! De Tourwinnaar van 1921 verloor eigenlijk zijn hele jaarinkomen dat hij in deze julimaand veilig had willen stellen. Maar van Desgrange hoefde hij geen medelijden te verwachten. Wilskracht en doorzettingsvermogen waren voor hem de onmisbare karaktertrekken waaraan een Tourrenner moest voldoen en Scieur had dat op weg naar Brest, naar zijn oordeel, veel te weinig getoond.

Het drama-Scieur was niet het enige treurspel dat zich op de wegen van deze Tour afspeelde. Honoré Barthélémy, in 1920 bij Aix keihard onderuit gereden door een motorrijder, waardoor hij al zijn kansen verloor, en natuurlijk Eugène Christophe, de Paus van de Pech, waren andere voorname slachtoffers. Net als Hector Heusghem, die op weg leek naar de Tourzege, toen zijn achtervelg het begaf op weg naar Metz.

Hector Heusghem neemt een ‘verfrissing’ op de Tourmalet. Hij verloor de Tour door een tijdstraf van een uur.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Voor Barthélémy sloeg het noodlot toe in de tweede Pyreneeënrit van Luchon naar Perpignan. Hij was met gele truidrager Jean Alavoine in de aanval gegaan op de Portet d’Aspet, maar in de afdaling liep hij een slag in zijn achterwiel op dat hij eerst moest repareren. Op de top van de col de Porte lag hij op rujim zes minuten. Barthélémy smeet zich in een woeste afdaling. Hij stormde op volle snelheid Prat Communal binnen, miste een bocht, dook over de reling van een brug en stortte met fiets en al vijf meter lager in een woeste bergstroom. De coureur klauterde drijfnat op de wal. Niks gebroken. Het was een wonder.

Hij klaagde alleen over pijn in zijn zij en hij had een diepe wond aan zijn rechterbeen. Een jonge arts uit Perpignan die stond te kijken, onderzocht het en verklaarde dat het niet ernstig was. Het achterwiel van de fiets was defect. Barthélémy vond een ander wiel, stapte weer op en ging verder met zijn Tour de France. Na 168 kilometer tekende hij het controleblad in Aix-les-Thermes om half twee ‘s middags. De kopgroep met Alavoine was er al om half elf gepasseerd. Barthélémy had toen nog 154 kilometer te gaan. Na 16 uur en 25 minuten passeerde hij de meet in Perpignan: 46ste op vier uur en twintig minuten van Alavoine, die al zijn derde rit op rij won.

Een nieuw drama voltrok zich in de elfde etappe in de afdaling van de col du Galibier. De lange klim vanuit Briancon was om twee uur ‘s nachts ingezet. Op de top sneeuwde het en in de afdaling werd Christophe weer eens slachtoffer van brute pech. Vier kilometer voor Valloire sloeg hij hard tegen de grond: voorvork gebroken. Voor de derde keer in zijn carrière. En ook dit keer gaf hij niet op. Hij liep naar het dorp, maar hoefde dit keer niet de smidse in om zelf te herstellen, want de reglementen waren gewijzigd. Hij kon overstappen op een andere fiets, De pastoor van Valloire leende hem een damesfiets. Tenslotte was de 37-jarige coureur de Paus van de Pech. Christophe laadde zijn eigen fiets op zijn nek en zakte zo naar Saint Michel de Maurienne af.

Een dag later zat Christophe zijn krantje te lezen. Hij vertelde: ‘Ik heb dagen last van mijn been gehad. Eigenlijk kon ik maar met één been trappen, maar op de Galibier ging het weer beter. Ik kwam met de eersten boven. Na mijn val moest ik drie keer van fiets wisselen. In Valloire kreeg ik de fiets van die aardige pastoor. In Saint Michel de Maurienne stapte ik over op een koersfiets met spatborden en in Saint Jean de Maurienne kreeg ik een vélo met te kleine trappers voor mijn grote voeten. Dit is mijn tiende Tour en ik had hem graag willen winnen.’

Henri Desgrange had geen woorden genoeg voor zoveel karakter. Christophe kreeg wel een waarschuwing van de koerscommissarissen, omdat hij was overgestapt op een fiets van een ander merk dan waarop hij was gestart. Over de fiets van de pastoor zwegen de commissarissen als het graf. Waarom hij geen tijdstraf kreeg was een raadsel. Het reglement schreef dat voor, maar Christophe was de populairste coureur van Frankrijk. Ongetwijfeld redde zijn ongehoorde reputatie hem. Drie-en-een-half uur tijdverlies in Genève vonden de heren kennelijk wel genoeg. Christophe duikelde van de vierde naar de tiende plek in het klassement. Opnieuw was hij kansloos voor de eindzege.

Honoré Barthélémy, sterk coureur, maar net als Eugène Christophe een geboren pechvogel.

De ellende was daarmee nog niet afgelopen. Hector van Heusghem droeg in de 13e etappe van Strassbourg naar Metz de gele trui met acht minuten voorsprong op Firmin Lambot. Hij was in topvorm, maar vlak voor Thionville sloeg het noodlot ook voor hem toe. De Belg uit Ransart ging samen met Jean Alavoine onderuit. Desgrange was er niet bij, maar noteerde dat hij had gehoord ‘dat het achterwiel van de fiets van Heusghem was gebroken.’ Daar kon je natuurlijk niet meerijden. Dus nam Hector een andere fiets die een toeschouwer hem gewillig afstond. Zijn eigen fiets werd door de bezemwagen opgepikt. Koerscommissaris Dupont was er bij en gaf aan dat er niets aan de fiets veranderd mocht worden.

Heusghem eindigde comfortabel in de kopgroep en smeerde zo Lambot nog zes extra minuten aan. Maar ‘s avonds om half tien kwamen de drie koerscommissarissen naar het hotel van Heusghem. Hij reed voor Thoman, een ondermerk van Alcyon. De mecaniciens van dit bedrijf onderhielden zijn fiets. De commissarissen constateerden dat het wiel er aanzienlijk slechter bij stond dan toen het in de voiture balaï was geplaatst. Was het een onhandige poging van een mecanicien om Heusghem te helpen? We zullen het nooit weten.

De commissarissen waren overigens van mening dat Heusghem in staat moest zijn geweest het defect aan het wiel te verhelpen, zodat hij volgens het reglement niet het recht had een andere fiets te nemen. Kortom, er was aangerommeld. en dat verzwaarde de tijdstraf aanzienlijk. Heusghem werd beschuldigd van fraude. Het vonnis was bikkelhard: een uur tijdstraf. Daardoor viel Heusghem terug naar plek vier van het klassement en werd Firmin Lambot onverwacht gele truidrager. Die plek kwam niet meer in gevaar, zodat Lambot zijn tweede ronde won.

Heusghem was kort in zijn commentaar: ‘Ik ben van mening dat ik het recht had een andere fiets te nemen, maar de commissarissen oordeelden anders. Ik was in uitstekende vorm. Zonder deze straf had ik de Tour met een kwartier voorsprong gewonnen. Van mij hadden er nog wel vier of vijf ritten gereden mogen worden. Ik wil mijn excellente masseur Varnier bedanken. Hij heeft mij fantastisch verzorgd. Ik ben nu twee keer tweede en dit keer vierde geworden. Volgend jaar kom ik terug om revanche te nemen.’

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments