Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Longwy vierde feest. Francois Faber had er woensdag 22 juli de dertiende rit in de Tour gewonnen. Dat was al jaren zo’n beetje vaste prik. Als Faber in de buurt van Luxemburg kwam was er geen houden meer aan. Zijn vader kwam er vandaan. Dus hij was Luxeumburger, maar hij werd in Aulnay sur Iton bij Parijs geboren en woonde vrijwel zijn hele leven in Colombes. Maar toch: Luxemburg was voor hem een magneet. En Faber was op zijn beurt een magneet voor de Luxemburgers die de aankomstplaatsen van de Tour bij hun land met duizenden overstroomden om weer een Faber-succes te vieren. Het was al de achttiende keer dat hij een rit op zijn naam schreef. Francois Faber was bij zijn leven al een legende.
Twee dagen later was er ‘s avonds groot bal op het Place de l’Industrie. Om twee uur ‘s nachts naderde het feest zijn hoogtepunt. De startcontrole voor de veertiende etappe van Longwy naar Duinkerken, over maar eventjes 393 kilometer, werd geopend. Orkesten speelden op volle toeren. Toutes Longwy was present, want niemand wilde het vertrek van de 55 overlevenden van de twaalfde Tour de France missen. Om half vier gaf Robert Desmarets het startsignaal. Het beloofde een harde dag te worden. Een straffe storm blies over de Franse Ardennen. Regen sloeg in het gezicht van de coureurs. De kasseiwegen in het noorden van Frankrijk lagen er spiegelglad bij. Uitkijken geblazen!
Philippe Thys stond comfortabel aan de leiding. Ploegmaat Henri Pelissier stond tweede op 31 minuten en 50 seconden. De rest was niet meer in beeld. Thys had in 1913 de Tour ook al gewonnen. Toen dankzij brute pech van Eugène Christophe in de Pyreneeën. Dit jaar was hij begonnen met een ritzege in Le Havre op de eerste dag. Daarna had hij zijn voorsprong aanmerkelijk verhoogd in Bayonne – Luchon en sindsdien was er geen vuiltje aan de lucht. Thys beheerste de gebeurtenissen zoals hij al zijn koersen won: kalm, nuchter, berekenend en vooral niet gulzig. Hij gunde zijn ploegmaten hun succes. En met zijn Peugeot-makkers beheerste hij deze ronde volkomen. Ze wonnen twaalf van de vijftien ritten!
Dat deden ze ook op deze vrijdag. Niemand viel aan. Driehonderd kilometer lang ging het piano – aan over de glibberige glijbaan in het noorden van Frankrijk. Lille was al gepasseerd. De straten stonden er stampvol mensen. Zoals overal waar ze door de dorpen en steden trokken. Het weer en de afstand hadden hun werk gedaan. Het peloton was langzaam maar zeker uitgedund. Twaalf toppers en de verrassende Tuytten reden op kop over de D-933 richting Hazebrouck. Daar was Wez – Macquart al, een minuscule vlek op de weg. Fans fietsten mee met de kampioenen die bij de start in Parijs al fluitjes hadden gekregen waarmee ze dit soort hinderlijke fans konden waarschuwen dat ze aan de kant moesten. Maar of de coureurs ook werkelijk gebruik maakten van hun fluit is niet bekend.
In elk geval hielp het in Wez – Macquart niet. Eén meefietsende supporter week uit en raakte Philippe Thys. De klassementsleider sloeg hard tegen de keien, krabbelde op, schold de man de huid vol, bekeek zijn vélo en zag dat de velg van zijn achterwiel gebroken was. Een ramp! Maar Hector Heusghem bracht redding. Hij was een ploegmaat van Thys en gaf hem een wiel. Al snel zat ‘Flip’ weer vooraan. Daar was Kassel al met zijn anderhalve kilometerslange heuvel. Alavoine ging in de aanval. Pelissier sloot aan. Natuurlijk reageerde Thys. Hij moest tot Parijs nog maar één wiel in de gaten houden: dat van Henri Pelissier. Samen met Rossius maakte hij de aansluiting. Faber kwam er later nog bij en Rossius viel met pech terug.
In Duinkerken won Faber de spurt voor Pelissier en Thys. Niks aan het handje. Klassement ongewijzigd. Maar de volgende ochtend maakten de koerscommissarissen bekend dat Thys een tijdstraf van een half uur kreeg, waardoor zijn voorsprong voor de slotrit naar Parijs werd gereduceerd tot de bagatel van 1 minuut en 50 seconden. Reden: ‘Thys heeft het gebroken wiel niet aan de jury getoond, wat hij reglementair wel verplicht is.’ Dat hij een wiel van Heusghem aannam was niet verboden. Onderlinge hulp tussen ploegmaten was toegestaan, maar het wiel was gemerkt, zoals alle draaiende delen van de fiets, en die mochten uitsluitend worden vervangen als het niet anders kon. Hij had het wiel dus moeten meenemen naar de finish. De koerscommissarissen oordeelden dat zij niet hadden kunnen controleren of het een geoorloofde wissel was.
Dat was natuurlijk wel merkwaardig, want bij de koplopers reed ongetwijfeld een commissaris mee die ter plekke een controle had kunnen uitvoeren. Thys reageerde onmiddellijk met een protest. Hij stuurde een telegram naar de Union Vélopicedique Francaise (UVF) in Parijs. ‘s Middags was er al antwoord: ‘Wij kunnen dit appèl niet in behandeling nemen, want het is niet volgens de regels ingediend.’ Het kabaal was tot in Brussel te horen. Dit was een overduidelijke poging om alsnog een Franse overwinning in de Tour binnen te slepen. Iedereen zag er de hand van Henri Desgrange in die zo bovendien de oplage van zijn krant L’Auto op de slotdagen van de ronde nog eens flink in de lift zette.
Woedend voerde Thys aan dat Jan Rossius in de woensdagrit naar Belfort hetzelfde gedaan had en ook zijn wiel niet had laten controleren. ‘Sorry,’ riepen de commissarissen. ‘Dat hebben vergeten. Dan krijgt die ook nog dertig minuten straf!’ En daar mee was de affaire voor hen afgedaan. Renners moesten niet zeuren. Ze moesten het reglement uit hun hoofd kennen. Wie een millimeter van de regels afweek kon rekenen op draconische straffen. Want als ze dat niet deden vonden Desgrange en zijn medewerkers dan was binnen no-time het hek van de dam. Voor Jan Rossius maakte het overigens niets uit. Met of zonder een half uur aan zijn broek: hij bleef gewoon vierde in het klassement.
De rel gaf ook aan dat er binnen het Peugeot-team grote rivaliteit was. In de top dertien van het klassement stonden niet minder dan tien renners die op Peugeot-fietsen reden. Heusghem en Faber steunden in elk geval Thys. Wie Pelissier als vrienden had is niet bekend. Vermoedelijk waren dat er weinig, want Henri was erg impopulair bij zijn collega’s. Maar goed, met nog 340 kilometer te gaan van Duinkerken naar Parijs had hij nu nog alle kans op de overwinning.
Maar het heroïsche gevecht waarop Desgrange hoopte kwam er niet. Net als in de vrijdagrit was het weer bijzonder slecht. Storm en regen. Het kroop tegen de ontketende elementen in. Erg lang werd er niet sneller dan 25 kilometer per uur gereden. Thys zat de hele lange nacht en de dag aan het wiel van Pelissier. Hij liet hem geen seconde uit het oog. Pas op de helling van Coeur Volante aan de rand van Parijs kwam er leven in de brouwerij. Pelissier reed fullspeed omhoog. Thys volgde op enkele lengten, maar liet niet los. Rossius en Brocco konden ook nog volgen. Dus het werd een spurt met vier. Ze stormden pas rond half zeven ‘s avonds het stampvolle Parc des Princes binnen.
Philippe Thys gunde de ritzege aan Pelissier, zoals hij al zoveel gunsten had weg gegeven in deze Tour. Hij was nu eenmaal een strateeg van de hoogste orde. En dat hij in de positie was om anderen van zijn ploeg een dienst te bewijzen met een ritzege bleek wel uit zijn ongehoorde regelmaat in deze ronde. In de vijftien ritten was de zesde plek in de etappe Genève – Belfort zijn slechtste klassering. In alle andere etappes eindigde hij binnen de eerste vijf. Op weg naar Genève had hij Pelissier al duidelijk gemaakt dat aanvallen geen zin had. Henri was er op de Galibier vandoor gegaan, maar in het dal van de Vallée de la Maurienne had Thys samen met Garrigou orde op zaken gesteld en in Genève had Thys de spurt voor Garrigou – ook een Peugeot – aangetrokken, waardoor deze Pelissier kon kloppen.
‘Verdeel en heers,’ was de strategie van Thys. Je moest dat natuurlijk wel kunnen afdwingen en er was geen enkele renner die dat met zoveel overmacht kon als de Brusselaar. In Parijs werd hem nog even om zijn mening gevraagd. ‘De straf van Duinkerken was een slechte grap,’ zei hij, ‘Maar het maakte niks uit: ik heb de pot!’ En Henri Pelissier? Die vond dat hij vooral verloren had door zijn gebrek aan parkoerskennis in de bergen. ‘Als ik daar meer van had geweten dan hadden de mensen kunnen zien uit welk hout ik werkelijk ben gesneden,’ liet hij weten.
Hoe groot was de rivaliteit tussen Thys en Pelissier eigenlijk precies? De pers schreef er in België en Frankrijk kolommen over vol. Het publiek genoot er van, maar twee dagen na de Tour reisden ze samen naar Brussel waar ze een koers moesten rijden. Voor het zover was werden ze eerst nog even geïnterviewd. Thys als eerste. Hij was al weer weg toen Pelissier er aankwam.
‘Heeft u Philippe nog gezien?’ vroeg de reporter.
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Henri. ‘Die is mij nog steeds één minuut en 50 seconden voor!’