Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Zondag 12 juli 1914 worstelde het peloton van de Tour zich richting Marseille. Om drie uur ‘s nachts had Robert Desmarets in Perpignan het startsein gegeven. Meer dan dertien uur later noteerde Henri Desgrange tot zijn eigen stomme verbazing in zijn dagelijkse rubriek En suivant la course: ‘Ik heb dit nog nooit eerder meegemaakt, maar tot mijn verbazing had ik geen enkele notitie in mijn blocnote!’
Het fenomeen ‘wandeletappe’ had zijn entree gemaakt in de Tour de France. Liefst 370 kilometer lang reden de toppers gegroepeerd. Philippe Thys was al sinds dag één leider in het klassement. Zijn overwinning in Le Havre vormde de entree voor een Tour die vrijwel rimpeloos verliep als gevolg van de totale overmacht van de Peugeot-ploeg. Alphonse Baugé had alle kanonnen in zijn team ondergebracht: Thys natuurlijk, Christophe, Henri Pelissier, Francois Faber, Gustave Garrigou, Emile Georget en de jonge Zwitser Oscar Egg die vlak voor de start van de Tour het werelduurrecord naar de fenomenale afstand van 44 kilometer en 247 meter had gebracht. Hij won gelijk twee etappes in La Rochelle en Bayonne. Dus hij hoorde helemaal thuis in dit kampioenenensemble. Wat viel daar in hemelsnaam tegen te beginnen?
Liefst 72 renners stonden op deze zondagnacht aan het vertrek van de achtste etappe bij café Du Square. Desgrange reed dertien uur in het spoor van het peloton dat worstelde met een felle mistral die lang op kop van de groep stond. De wind ging na uren eindelijk een beetje liggen, maar maakte toen plaats voor een verstikkende hitte. Het was dus ook geen weer om aan een lang avontuur te beginnen. De koers was 370 kilometer lang en voerde de renners tussen Nîmes en Arles door de vlakte van Crau, een berucht punt in het parkoers waar de wegen onverhard waren, de wind vrij spel had, de zon altijd brandend heet was en stofwolken de renners vaak aan het zicht onttrokken.
Gebeurde er dan helemaal niets?
Tja, dat was natuurlijk niet zo. Faber, de Tourwinnaar van 1909 en nog steeds één van de populairste renners, bepaalde het tempo. Dat lag op 25 kilometer 800 meter per uur in de eerste 63 kilometer van de koers. Toen reden 62 man Narbonne binnen. Faber tekende als eerste en de regionale renner Mathieu kreeg een daverend applaus toen hij om vijf voor half zes het potlood greep om zijn handtekening op het controleblad te zetten. Maar naar Beziers, 29 kilometer verder, schoot de kilometerteller in eens omhoog naar meer dan 40 per uur, omdat Petit – Breton een paar keer aanviel. Veertig man bleven toch bij elkaar. Lapize reed lek en Garrigou had ook pech. Ze lagen op een paar minuten, maar kwamen weer terug. In Montpellier ging de Tunesiër Ali Nefatti hard onderuit. Het was half negen en hij vond het welleltjes. Hij kon nog net de trein van half tien naar Marseille halen, want daar werd zijn koffertje met zijn zondagse pak afgeleverd.
Rond half elf doken de contouren van Nîmes op. Er was al 215 kilometer afgelegd. Het tempo was gedaald tot 23,4 kilometer per uur. Toch konden slechts 28 renners dat volgen. De vlakte van Crau werd in 69 minuten genomen. Egg viel aan met Alavoine en Hector Heusghem. Het tempo schoot omhoog naar bijna 28 kilometer per uur. Nog eens tien man moesten lossen. Christophe moest er af. Hij had een bijzonder slechte dag en zou 35 minuten en 56 seconden verspelen. Thys arriveerde vier minuten na de kopgroep. Hij was gevallen en had een wond aan zijn gezicht, maar de klassementsleider was er in Salon weer bij. Om vijf voor één ‘s middags stortten vijftig man zich op het controleblad. Er was 286 kilometer gereden. Het tempo was behoorlijk stil gevallen. Petit Breton nam alle tijd om even wat te drinken uit een fontein en zich daar ook even te verfrissen. Christophe arriveerde samen met Leon Scieur, een Waal die nog furore zou maken in de Tour.
Op weg naar Aix en Provence begon er leven in de koers te komen. De kilometerteller schoot tot boven de dertig per uur. Toch bleven veertig man bij elkaar. Faber verloor acht minuten door een pedaalbreuk. Christophe was door de hitte bevangen en Scieur had maagklachten. In Aix schoot hij haastig een café binnen op zoek naar een toilet om zijn hoge nood te lozen. Marseille was nog maar 59 kilometer ver. Het tempo werd opgeschroefd naar 32,4 per uur. Vijfentwintig coureurs overleefden de slag. Alle favorieten zaten er bij. Henri Desgrange vroeg zich af wat hij moest doen. De aankomst lag op het Vélodrome Prado. Met 25 renners sprinten op een smalle wielerbaan was te gevaarlijk. Maar afsprinten buiten het stadion kon ook niet. De tribunes bogen door onder het gewicht van ruim 10.000 toeschouwers die voor een recette van meer dan 2500 francs hadden gezorgd. Die mensen wilden wel wat zien voor hun 25 centimes.
Dus nam de Tourbaas een uniek besluit, waarin ook een vleugje menselijkheid doorschemerde dat je van Henri Desgrange niet verwachtte. Hij schreef: ‘In de geheime controle voor Marseille reden veertig renners samen. De kasseiwegen rond de stad waren van zo’n abominabele toestand dat hun fietsen onherstelbaar beschadigd hadden kunnen worden.’ Dus besloot hij de koers stil te leggen en hem op de piste af te sluiten met een sprinttoernooi. ‘In Perpignan was er al een mededeling over gedaan op basis van artikel 38 van het reglement,’ schreef Francis Mercier in L’Auto. ‘Bij gezamenlijke aankomst van meer dan twaalf renners zouden er maatregelen worden genomen.’ Men hield dus al rekening met een ‘massale’ aankomst, want twaalf coureurs na meer dan dertien uur koers bij elkaar was een zeldzaamheid. Zo probeerde men in het holst van de nacht alvast de strijdlust wat aan te wakkeren.
Bij de koplopers zat Botte, de leider in het klassement van de coureurs isolé. Hij was de enige van de B-categorie, maar even verrassend was de aanwezigheid van de eerste twee Australiërs die ooit in de Tour van start gingen. Munro en Kirkham reden voor het kleine merk Phebus en hadden zich gehandhaafd temidden der kampioenen. De 25 werden opgedeeld in drie series van zes renners en één van zeven. De eerste twee van elke serie plaatsten zich voor de halve finale. Dat waren: Emile Engel, Trousselier, Egg, Emile Georget, Lapize, Rossius, Brocco en Marcel Buysse. Philiipe Thys werd in de vierde serie uitgeschakeld. Neet als Pelissier. Ook Garrigou haalde de halve finale niet. Uit die twee ritten werden vier coureurs geplaatst voor de finale. Egg en Lapize schakelden Buysse en Georget uit. Engel en Brocco maakten Trousselier en Rossius een kopje kleiner.
De finale om de ritzege en de premie van 350 francs, die daaraan vast zat, werd een chaos. Brocco viel vroeg aan. Lapize deelde een vreselijke zwieper uit, waardoor Egg en Engel hard tegen het cement gingen. De Tourwinnaar van 1910 haalde Brocco met een felle spurt nog in en klopte hem. ‘Ik ben erg blij met deze ritzege,’ zei hij, ‘Want in de Pyreneeën zat het behoorlijk tegen. Dus dit maakt veel goed.’
Engel lag half groggy op het middenterrein, terwijl Egg heftig protesteerde bij monsieur Steinbach, één van de juryleden van de Franse wielerbond. Engel bemoeide zich er ook al snel mee toen hij weer een beetje bij zijn positieven was. Toen Steinbach opmerkte dat er niks was gebeurd, sloegen de stoppen bij de coureur door. Hij schold de commissaris de huid vol. Deze verzocht hem het stadion te verlaten, maar dat weigerde Engel. Resultaat: dezelfde avond werd hij wegens onbeleefdheid uit de koers gezet!
Er werd die avond trouwens flink schoon schip gemaakt door de commissarissen. Garrigou had Steinbach met een pak slaag bedreigd, omdat hij zich door het jurylid beledigd voelde. Maar de Tourwinnaar van 1911 kwam er vanaf met een boete van 100 francs en Egg, die ook flink van leer was getrokken, moest 50 francs betalen. Forse straffen, want in Marseille verdienden ze slechts 80 francs de man. Jean Alavoine kwam er af met een waarschuwing. Hij had commissaris Lecomte uitgescholden toen die hem met zijn auto passeerde en hem zo in immense stofwolk zette, waar de renner uiteraard niet vrolijk van werd. Maar hij had zijn excuses aangeboden en dat was geaccepteerd. Ook René Vandenberghe liep tegen een boete op. Hij had in de controle van Aubagne veel misbaar gemaakt omdat Alavoine, Erba en Cruchon met wie hij in achtervolging was op het peloton, weigerden kop over te nemen. De ruzie liep zo hoog op dat VandenBerghe bij het verlaten de controle een zwieper van jewelste uitdeelde, waardoor de drie bijna ten val kwamen. Boete: 25 francs. En dan was er nog het geval van de Italiaan Contesini die tijdens de rit Luchon – Perpignan in de controle van Saint Girons een nieuw achterwiel had genomen, omdat zijn velg was gebroken. Maar volgens de juryleden had hij het gebroken wiel niet aan hen getoond, zodat niet zeker was of hij op het oude wiel niet verder kon! Resultaat: een half uur tijdstraf.
Dus de heren koerscommissarissen hadden wel wat te bespreken op deze avond van de twaalfde juli. De achterblijvers druppelden de hele avond nog binnen. De laatste twee waren Rottié en Leclerc die ‘s nachts om vijf over één bij het vélodrome Prado kwamen aangesukkeld en toen op zoek moesten naar het café waar de aankomstrechter zich comfortabel had geïnstalleerd om dit soort zwervers nog een plek in de uitslag te geven. Ze waren 22 uur onderweg geweest, maar met een gemiddelde snelheid van 16 kilometer en 810 meter per uur hadden ze net voldaan aan het minimaal verplichte koerstempo voor de coureurs isolé. Dat was 15 kilometer per uur. Dus ze waren op tijd binnen! Leclerc als laatste. Dat leverde hem een premie van vijf francs op die door monsieur Dattaud voor de laatste b-coureur was uitgeloofd.
Leclerc had al zijn moeite dus niet voor niks gedaan! Hij moest nog wel even op zoek naar een slaapplaats, want dat moesten deze paria’s van het peloton zelf maar regelen.