Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Henricus Vanlerberghe werd op 29 januari 1891 geboren in café ‘t Staende Peerd in de Statiestraat in Lichtervelde. Zijn voornaam gebruikte hij nooit, want iedereen noemde hem Ritten. Zijn moeder runde het café waar hij zijn hele leven zou blijven wonen en zijn vader scharrelde er wat bij met een handeltje in vee. Ritten groeide op in jaren waarin de jongens van Lichtervelde bijna niet konden ontsnappen aan het harde leven als boerenknecht of een baantje in een steenfabriek, waar ze met een frank per dag werden afgescheept. Cyril van Houwaert gaf hen hoop toen hij in1907 als eerste Vlaming naam begon te maken in de internationale wielersport. Koersen in allerlei soorten en maten vlogen uit de grond in de dorpen van Vlaanderen. Je kon er zomaar vijftien frank verdienen als je het peloton je hielen liet zien.
Dus op zijn zestiende stond Ritten Vanlerberghe ook aan de start. Eerst op een gammele huis-tuin-en keukenfiets met zijn broekspijpen opgerold. De ‘echte’ renners keken hem stomverbaasd aan en lachten hem uit, maar daar kwamen ze wel achter. De ‘vreemdeling’ reed ze allemaal naar huis. De twee volgende wedstrijdjes won hij ook. De schitterende wielercarrière van Ritten Vanlerberghe was gestart. Zes jaar later stond hij in Parijs aan de start als coureur isolé in de Tour de France. Zijn vriend Marcel Buysse die een contract bij Peugeot had, had hem overgehaald in te schrijven voor de b-categorie van het peloton. Vanlerberghe was toen al een renner die vooral op de wielerbanen succes had, maar ook in de wegkoersen stond hij zijn mannetje. Hij was gevreesd, want dolle en onafgebroken aanvallen waren zijn handelsmerk.
Als renner in de tweede categorie van het Tourpeloton was hij helemaal op zichzelf aangewezen. De coureurs mochten geen enkele hulp aanvaarden en moesten onderweg in de monsteretappes, die meestal langer dan 300 kilometer waren, zelf maar zien hoe ze aan eten kwamen. In 1957 kreeg Ritten in zijn Lichterveldse café bezoek van Jan Cornand, een jonge verslaggever van Het Volk uit Gent die hij een ongehoord kijkje in de keuken van de Tour van Toen gunde. Zo kwam zijn verhaal over de Tour van 1913 ook terecht in de monografie Den Doorrijder van Lichtervelde die in 2004 verscheen toen het dorp gekozen werd als Dorp van Ronde van Vlaanderen. Het was een kleurrijk verslag, waarin Ritten 44 jaar na dato, het spoor ook wel een beetje kwijt was.
Er werd in 1913 voor het eerst weer gereden voor een klassement op tijd. Dat was een gevolg van de Tourzege van Odile Defraye in 1912. Hij won met 59 punten verschil van Eugène Christophe maar toen Desgrange en zijn medewerkers de tijdverschillen gingen berekenen kwamen ze er achter dat Christophe maar zeven minuten langer had gedaan over de ruim 5000 kilometerslange ronde! Tijd dus om de spanning in het klassement terug te brengen. Het enige positieve punt in 1913 was dat het prijzengeld voor de coureurs isolé was uitgebreid van twee naar zeven premies per dag. Maar de eerste plek van een b-renner leverde nog steeds niet meer op dan 100 francs.
Vanlerberghe zat op zijn praatstoel toen hij visite kreeg van Cornand. Hij vertelde een verhaal waar de klanten aan de toog al jaren van genoten: ‘Respect voor ons was er niet. In de tweede rit werd ik zevende of achtste, maar die stinkerds hebben mij nooit op die plaats geklasseerd! Ik ging van mijn theater maken en weet ge wat zo’n stuk ongeluk zei? ‘Hoepel op man, hoe kunt gij als afzonderlijke in de groep met azen zitten?’
Over zijn bevoorrading hoefde Ritten zich geen zorgen te maken. Hij was tenslotte een trainingsmaat van Buysse en die nam in de controles gewoon twee zakken met eten mee. Dat was verboden hulp en dus kwamen er protesten van concurrerende renners, maar Buysse loste dat op door zijn tweede zak gewoon in de berm te gooien, waar Vanlerberghe hem dan kon oprapen. Dat hij een meer dan normale renner was toonde Ritten op weg naar Bayonne. Deze vijfde etappe vertrok uit La Rochelle en was 379 kilometer lang. Twee dagen eerder had Buysse gewonnen toen hij na 470 (!) kilometer in een sprint met vijf man vloerde.
Dat was volgens Desgrange een duidelijk bewijs van gebrek aan strijdlust bij de Azen, zodat hij de etappe naar Bayonne met gescheiden starts liet rijden. Azen voorop. Een kwartier later het peloton met Vanlerberghe en de rest van de paria’s. Zo probeerde Desgrange de kampioenen tot strijd te dwingen om zo de schande te ontlopen ingehaald te worden. Ze reden gewoon het tempo dat in het tijdschema was voorzien, maar Vanlerbeghe en zijn maten toonden ook over beste benen te beschikken. Bij Pont de la Maye vlak voor Bordeaux sloot Ritten samen met Pierke Everaerts en de Italiaan Camillo Bertarelli aan bij de groep kampioenen! De jacht had meer dan 200 kilometer geduurd. Zij streden dus in Bayonne voor de eerste drie plaatsen. Buysse trok de spurt aan, schreeuwde op 200 meter van de meet ‘Hop’. Vanlerberghe sprong uit het wiel en won zoals hij wilde.
‘Ik onmiddellijk naar die commissaris die mij in de tweede rit zo bij het oor had,’ zei Ritten, ‘M’sieu, hebt g’het deze keer gezien, schele!’ Ja, dat had hij. Vanlerberghe won die dag niet alleen de 100 francs voor de beste isolé, maar ook de 350 franc voor de eerste plaats in de rit. Hij kwam die Tour thuis met in totaal 720 francs, maar hij lag er vroeg uit.
Volgens Vanlerberghe probeerde Deloffre uit Le Cateau, die een jaar eerder de b-categorie had gewonnen en toen met de fanfare voorop in zijn dorp was gehuldigd, hem om te kopen. ‘s Avonds voor de tiende rit kreeg ik hem op bezoek. Hoor ne keer hier, zei hij zakelijk. Ik geef u 5000 ballekens contant als ge in de etappe van morgen meer dan een half uur op mij verliest, zodat ik aan de kop van ‘t klassement kom,’ verklaarde Vanlerberghe, ‘Maar ik kreeg 1000 frank van mijn bandenfabriek als ik een rit won en ik had er al veel gewonnen.’
Hij deed het dus volgens zijn zeggen niet, met als gevolg dat hij in de tiende rit van Nice naar Grenoble door supporters van Deloffre, die per auto volgden, van de weg werd gereden. ‘Pijn, pijn,’ kermde Ritten 44 jaar later nog. ‘Mens ik was tien keer gebroken! Gemalen was ik! Gestroopt!’ Maar hij was een Flandrien. Dus hij boog zijn wiel recht, kroop weer op de fiets en sukkelde naar Grenoble waar hij de strijd staakte.
Het heldenverhaal was van grote schoonheid. Maar was het ook waar? Volgens Vanlerberghe stond hij ver aan de leiding in het afzonderlijkenklassement toen het gebeurde. Maar uit de archieven van L’Auto duikt een geheel ander verhaal op. In de marathon van Brest naar La Rochelle op dag vier van de Tour kwam hij na 18 uur en 54 minuten over de finish. Dat was 2 uur en 34 minuten na Marcel Buysse en 1 uur en 12 minuten na Deloffre en Bertarelli, die leider bij de isolé’s werd. Ook Ritten’s fraaie verhaal over de omkooppraktijken van Deloffre bleek ontsproten uit zijn reusachtige duim.
In de zesde etappe van Bayonne naar Luchon met de beklimmingen van de Aubisque en de Tourmalet reed hij fantastisch. Flip Thys won. Ritten kwam als ijzersterke dertiende over de streep. Hij nam 1 uur en 20 minuten terug op Deloffre, die wel voor hem in het klassement bleef. Twee dagen later reed het peloton naar Perpignan over zes cols. Op de Portet d’Aspet werd hij gelost. Het was beestenweer. In Tarascon kwam hij na 141 kilometer nog als twaalfde door. Hij was bevangen door de kou. In de controle zei hij dat hij ging opgeven, ‘maar hij ziet er nog fris uit,’ meldde L’Auto.
Er was geen spoor van verwondingen als gevolg van een aanrijding. Wel vertelde Ritten dat hij een paar keer van zijn fiets moest wegens lekke banden. Na 168 kilometer was hij er in Ax-les-Thermes niet meer bij. Voor Ritten Vanlerberghe zat de Tour er op. De tiende rit van Nice naar Grenoble, waar hij zo’n dramatisch verhaal over vertelde, haalde hij dus nooit.
De coureur uit Lichtervelde zou nooit meer terugkeren naar de Ronde van Frankrijk. Hij kon zijn geld sneller verdienen in de talloze koersen op de wielerpistes in zijn eigen land. Van zijn 720 frank moest hij immers ook zijn treinkaartjes naar en van Frankrijk betalen. Net als zijn hotels, diners en andere maaltijden. Dus hij had genoeg van het slavenwerk voor een habbekrats.
Dat hij een beste coureur was toonde hij in 1919 nog maar eens. Hij won de Ronde van Vlaanderen met veertien minuten voorsprong. Zelfs een stilstaande trein op de overweg bij zijn eigen Lichtervelde kon hem niet stuiten. Ritten gooide een deur van een goederenwagon open, klom er door en sprong er aan de andere kant weer uit en weg was hij weer. Op de piste in Gentbrugge, waar de meet lag, zag hij een kennis staan en maakte even een praatje met hem. ‘Je moet nog twee ronden,’ riepen de fans. ‘Maak je geen zorgen,’ lachte Ritten. ‘Ik ben een halve dag vooruit. Ik heb tijd zat!’