Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Eind juni 1912 was Odile Defraye als vrijwel onbekende per trein in Parijs gearriveerd. Oké, de coureurs kenden hem natuurlijk en de Vlamingen wisten ook wie hij was. Tenslotte had hij net de Ronde van België gewonnen. Maar het Franse publiek…? Dat had nog nooit van hem gehoord. Hij was op het Gare du Nord in Parijs aangekomen. Fiets aan de ene hand, koffertje met kleren in de andere. Hij was op zoek gegaan naar het hotel waar hij moest zijn, had in de nacht van 30 juni zijn koersbroek omhoog gehesen. Zijn hemelsblauwe Alcyontrui over zijn frêle schouders getrokken. Zijn raceschoenen dichtgeknoopt en was net als 130 andere renners de duisternis in gereden voor een onbekend avontuur dat een maand zou duren. Nu was dat rennertje uit Izegem terug in Parijs. Beroemd. Gelauwerd. Een enkeltje Brussel met de D-trein vanuit Parijs hoefde hij niet meer te kopen.
Monsieur Collignon, correspondent van L’Auto in Brussel en later één van de voormannen van de Belgische wielerbond, was met de automobiel van magazine Le Vélo Sport naar Parijs gekomen om net als duizenden andere Belgen de triomfale aankomst van Defraye te zien. Hij bood de Tourwinnaar een plek in de voiture aan voor een comfortabele terugreis. Eerst gingen ze nog even naar de Rue Faubourg Montmartre, waar de redactie van L’Auto zat, om de Tourbazen gedag te zeggen. De straat raakte onmiddellijk verstopt met fans die allemaal Defraye wilden zien. ‘Vivent les Belges! Vive Defraye!, schreeuwden ze.
Zo ging het ook tijdens de reis naar België. Overal waar ze stopten ontstonden volksoplopen, want de naam van Vélo Sport stond met koeienletters op de auto en het was al snel duidelijk dat de Tourwinnaar aan boord zat.
Wie was deze nieuwe vedette van de internationale wielersport die volgens het Volksgezind weekblad der Vrijzinnige vereeniging van Yper en Omstreken De Weergalm meer volk op de been bracht in de Belgische hoofdstad dan keizer Wilhelm van Duitsland en koningin Wilhelmina van Nederland tijdens hun staatsbezoeken?
Odile Defraye werd 14 juli 1888 in Rumbeke geboren als oudste zoon van Camile Defraye en Sidonie Sioen. Hij had nog drie zusters en twee broers. Moeder Sidonie had ook nog zes miskramen gehad. Armoe was troef in het gezien. Lang ging hij dus niet naar school. Er moest gewerkt worden. Eerst bij een boer, maar al snel in Izegem bij borstelfabrikant Vandekerckhove – Laleman, die hem twee-en-een-halve franc per dag betaalde. Op zijn veertiende reed Odiel Defraye zijn eerste koers op een geleende fiets en won. Hij kwam thuis met een grote ham. Er was een echte racefiets nodig, of wat daar voor doorging. Het vélo kostte 75 francs, maar hij kon er goed op uit de voeten. Eén koers leverde vaak meer op dan een week werken in de borstelfabriek.
In 1908 won hij de Ronde van Vlaanderen voor amateurs. Tijd dus om prof te worden. Eind 1909 bleek dat hij zich best kon weren. Ook op de pistes. Zondag 26 september werd op de Velodroom Yper een koers over 100 kilometer gehouden. Cyril van Houwaert, de kampioen van België, Marcel Buysse, winnaar van de 24 Uren van Zurenborg en Colsaet, die eerste was geworden in de Zes Uren van Roubaix, waren de knallers van de race. Defraye stond op het affiche in kleine letters onderaan, maar hij won wel voor René Vandenberghe, Buysse en van Houwaert in de spurt te kloppen. Het was close. Ze lagen maar een half wiel achter.
In zijn superjaar 1912 ging hij in maart van start met een derde plek in de Omloop van Charleroi, waarin 38 coureurs waren gestart. De Poperinghenaar, een krant in de streek van Rumbeke en Izegem, maakte er melding van. Hetzelfde blad leverde ook schaarse berichten over de Succestour van Odile. Maar de berichten waren uiterst kort en summier: ‘Rit nummer 7 Nice – Marseille 1. Defraye, drie pneubarsten gehad.’ Dat was alles. Maar toen hij in Parijs als winnaar was gehuldigd, berichtte de krant dat het gemeentebestuur van Izegem haastig bijeen was gekomen en 500 francs had gereserveerd ‘voor feesten der blijde inkomst van Odile Defraye, de gemoedelijke overwinnaar der Ronde van Frankrijk.’ Men meldde er bij: ‘Defraye is geboortig van Rumbeke, maar woonagtigh in Izeghem’. Vandaar.
De nieuwe kampioen was naar Frankrijk gegaan als een gewoon coureurtje, maar keerde terug als een rijk man. Hij was niet alleen eerste in de eindrangschikking maar stond ook fier aan kop in het kasboek van Henri Desgrange. Zijn overwinning had hem 7750 francs opgeleverd. Daarmee bleef hij Christophe ruim voor. Die ging met 4150 francs naar huis. Nummer drie – Garrigou – moest tevreden zijn met 1960 francs en Marcel Buysse die vierde werd incasseerde slechts 900 francs. Maar goed dat was altijd nog veel meer dan Philippe Thys (576 francs) en ex-Tourwinnaar Francois Faber (425 francs). Bovendien ontving Defraye forse premies van zijn rijwielmerk Alcyon en bandenfabrikant Soly, waardoor zij totale winst werd opgekrikt tot 25.000 francs. En voor 20.000 francs liet hij later zijn fraaie huis en café bij Izegem bouwen.
Dat zijn populariteit extreme vormen had aangenomen bleek tijdens de rit naar Brussel na een overnachting en een meer dan feestelijke ontvangst in Binche. Cyril van Houwaert bracht Odile er naar toe. De winnaar van Parijs – Roubaix en Bordeaux – Parijs kwam met zijn auto voor de deur en net als tijdens de rit van Parijs naar Binche werden ze overal door massa’s enthousiast volk ontvangen.
De Volksstem van 2 augustus meldde: ‘Het was een triomftocht tot aan Binche waar ze dinsdagavond aankwamen om te vernachten. Hier was het van alles: redevoeringen, ontvangsten, betogingen, verlichting en vuurwerk.’ Maar het bleek slechts kinderspel bij wat er de volgende dag gebeurde. Bij het vertrek van Defraye en Van Houwaert werden ze weer uitbundig toegejuicht. Onderweg ontving de Tourwinnaar overal bloemen en kransen, zodat de auto bij aankomst in Brussel wel een bloemenkraam leek, ‘waar nog enkel de hoofden van de inzittenden te zien waren,’ schreef De Volksstem.
In de hoofdstad was er geen doorkomen meer aan. De straten waren verstopt door een uitzinnige menigte van honderdduizenden mensen. De wagen met Defraye kon slechts stapvoets vooruit. Twee meter. Stil staan. Handjes schudden en weer twee meter. Het ritje van het Jubelpark naar de Place Debrouckère, waar een huldiging gepland was in hotel Mêtropole duurde maar liefst twee uur. Men vreesde dat men de massa niet buiten het hotel kon houden.
‘Met de grootste moeite en nadat de agenten de sabel hadden getrokken om zo de menigte uiteen te drijven, kon Defraye eindelijk binnen,’ meldde De Volksstem. ‘Op het verhoog werd hij geluk gewenst door graaf de Liedekerke, voorzitter van de Syndicale Kamer van Automobiel en Rijwiel, die den lof maakte van den overwinnaar en hem eene prachtige gouden medaille aanbood. Ook monsieur De Collignon wenste Odile Defraye geluk in naam van de Belgische sportvrienden.’ De Tourwinnaar kreeg een fraai kunstwerk ter waarde van 1100 francs aangeboden.
Aan sprekers was er geen gebrek en er volgde een defilé ‘der maatschappijen en afzonderlijken welke bloementuilen en geschenken aanboden.’ Voor al de West-Vlamingen vielen op. Zij droegen een bord mee met de tekst:
Leven West-Vlaanderen!
Leve Odile Defraye!
Hulde aan het edel Vlaamsche bloed
Wiens taaien wil, wiens stalen spieren
Wiens kracht, wiens onbuigbare moed
Der Belgenvlag deed zegevieren
Na uren kon Odile eindelijk vertrekken. Wel door een zijdeur, want voor het hotel stond nog steeds een onafzienbare menigte te juichen en zijn naam te roepen. Ook de posterijen kregen het druk. Uit het hele land ontving Defraye felicitaties. De brieven waren vaak simpel geadresseerd: Mijnheer Odiel Defraije, Velorijder bij zijne Ouders, Rumbeke of M. Odile Defraye, coureur Alcyon, Belgique. Het maakte niks uit. De postbode wist hem altijd te vinden. Dames wilden graag met Odile in contact komen. Een romantische juffrouw verborg haar innige wens onder de postzegel: ‘Woensdag van 6 1/2 tot 7 in d’herberg de Stadbreil, Rumbekestraat.’ En ene Martha schreef ‘op heden ben ik overgelukkig U mijne rechtzinnigste wenschen te mogen toesturen over de schitterende zegepraal die gij komt te behalen.’
Het succes van 1912 kon hij daarna niet meer herhalen. In het voorjaar van 1913 viel hij zwaar tijdens een trainingsrit, waarbij een remgreep een diepe wond in zijn dijbeen veroorzaakte. Hij ging toch naar de Tour, want hij had een contract van 18.000 goudfranken van Alcyon gekregen om nog eens te winnen. In Bayonne – Luchon ging hij als klassementsleider van start, maar in Argelès Gazost staakte hij de strijd na de beklimming van de Col d’Aubisque. Zijn rechterbeen weigerde nog langer dienst. Ook in 1914 staakte hij voortijdig de strijd. De Eerste Wereldoorlog deed de rest. Odiel Defraye reed daarna nog koersen tot 1924. Toen begon hij als herbergier. Hij werd 77 jaar overleed op 20 augustus 1965 in een bejaardenhuis in Bierges.
Zijn bidprentje vermeldde: ‘Odile Defraye is een sterke man geweest, een kampioen in de volste zin van het woord. Begaafd met een ijzersterke gezondheid en een even sterke wilskracht, eigen aan het Vlaamse volk, wiens waardige zoon en sportieve vaandeldrager hij geweest is.’