1911: Koploper wordt vergiftigd

Monsieur Genthieu was correspondent van L’Auto in Argelès Gazost diep in de Pyreneeën aan de voet van de col d’Aubisque. Zoals gebruikelijk schakelde Desgrange al zijn correspondenten langs de route in om per telegram verslag te doen van de doorkomst van de Tour. Al om vijf uur ‘s nachts waren de coureurs deze 21ste juli 1911 uit Luchon vertrokken voor de loodzware rit naar Bayonne over de Peyresourde, de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque. Om acht uur ‘s ochtends kon je je niet meer bewegen in Argelès. De straten waren propvol wielerfans.

Dit was de feestdag waar iedereen lang naar had uitgekeken. ‘Het duurde nog tot 8 uur 41 voor de eerste renners verschenen,’ meldde Genthieu. ‘Eerst kwamen de officiële Peugeot-wagens met onze directeur, monsieur Desgrange, die een warm applaus kreeg. Duboc en Georget, de twee beroemde klimmers, tekenden haastig het controleblad en vertrokken gelijk weer in de richting van de col d’Aubisque. Brocco arriveerde om 8 uur 43 zeer fris, Ernest Paul om 8.47 en Garrigou om 8.49. Hij kreeg een formidabele ovatie. Daarna passeerden Faber 8.54, Crupelandt 8.56, Lambot 8.56, Devroye en Maitron 9.01, Heusghem 9.09, Nempon 9.13, Christophe, Faure, Cornet, Pothier, Cruchon, Dupont, Godivier, Paulmier en Charpiot om 10.27.’

Paul Duboc hulpeloos in de berm van de weg aan de voet van de Col d’ Aubisque.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Er waren 109 kilometers gereden. Bayonne lag nog 217 kilometer verder. De eerste drie cols van de dag hadden dus een enorme ravage aangericht. De groep Christophe lag al op 1 uur en 46 minuten! En toen waren er nog maar 21 renners gepasseeerd terwijl er vijfeneenhalf uur eerder dertien Azen en 37 coureurs isolé waren gestart. Eaux Bonnes lag aan de andere zijde van de Aubisque en markeerde het einde van de afdaling na 149 kilometer koers. Monsieur Dhérété had daar de leiding over de controle. Hij seinde dat Brocco zestien minuten voorsprong had op Garrigou en Georget. Duboc noteerde hij als 21ste op 1 uur en 31 minuten. minuten. ‘De dappere renner uit Rouen zal de leiders nog moeilijk kunnen inhalen,’ telegrafeerde hij.

Wat was er gebeurd in die duivelse beklimming van eerst de Soulor en vervolgens de Aubisque?

Vanuit de start in Luchon nam Duboc onmiddellijk de leiding. Hij was in de vorm van zijn leven. Hij had de rit Marseille – Perpignan gewonnen. Net als de volgende rit, de bergetappe Perpignan – Luchon. Hij was van top tot teen geladen met moraal. Dus versnelde hij gelijk na de start in de beklimming van de Peyresourde. Dertig kilometer verder reed hij op kop met la Francaise-ploegmaat Emile Georget, de held van de Galibier, en Ernest Paul. Maurice Brocco, een erg populaire Parijzenaar, volgde op vier minuten. In Barèges aan de voet van de Tourmalet was die voorsprong verdubbeld. Paul Duboc aarzelde niet, ging op kop rijden in zijn eigen hoge ritme op zijn versnelling van 4 meter per omwenteling, 12 tanden voor, 11 achter, zoals dat toen nog ging. Georget reed met hetzelfde verzet. Paul zat zwaarder: 4 meter 40 centimeter.

De stijl van Duboc was schitterend, vloeiend. Het zag er gemakkelijk uit en maakte de indruk dat hij Georget en de harkende Paul kon lossen waar hij maar wilde. Zijn benen vielen loodrecht naar beneden, ogenschijnlijk zonder inspanning, gemakkelijk en in een onweerstaanbaar ritme. Henri Desgrange volgde het op de voet. ‘Zijn lichaam was onbeweeglijk,’ schreef hij in zijn dagelijkse verslag voor L’Auto, ‘Alles was harmonieus. Er viel geen onaangename beweging te ontdekken in deze beklimming van de buitengewone zware col.’ Paul moest er af.

In Argelés Gazost aan de voet van de Aubisque bleef Desgrange in de controle. Duboc en Georget arriveerden er samen. Brocco was aan een opmerkelijke opmars begonnen. Hij lag nog maar twee minuten achter. Hij liet tien man passeren. Dat duurde een half uurtje. Daarna haastte hij zich weer naar voren. Op zoek naar Duboc en Georget Die vond hij al snel. De koploper zat kermend van ellende in de berm. Hij moest kotsen. Inktzwarte rommel stroomde uit zijn mond en hij had last van vreselijke diaree.

Francois Lafourcade de dag voor de start van Bordeaux – Parijs 1911 met vrouw en kind.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

De man die een half uur eerder nog kerngezond steeds meer afstand van zijn concurrenten nam, lag doodziek aan de kant. Misselijk en groen van ellende. Alle officiële volgwagens stopten. Duboc kreeg een mentholdrankje met wat alcohol, maar het hielp niets. Desgrange vond een bidon naast hem en rook er aan. ‘Het leek me geen thee,’ schreef hij eufemistisch. Maar wat er dan wel in zat wist hij ook niet.

Maar de koers ging verder. Robert Desmarets, assistent van Desgrange en later directeur van het beroemde Vel d’Hiv in Parijs, bleef bij Duboc. Pas een uur en een kwartier later kroop de kermende La Francaise-renner weer op zijn fiets. Hij was nog steeds doodziek, maar het woord ‘opgeven’ kwam niet voor in zijn woordenboek. Dus hees hij zich zo goed en zo kwaad als het ging de Aubisque op en reed hij de resterende 217 kilometer naar Bayonne in gezelschap van Cruchon en Gabory. Daar arriveerde hij na zeventien uur en dertien minuten koers. Zijn achterstand op Garrigou, die tweede was geworden, was dik drie uur. Maar erger nog: hij kwam als 21ste over de meet en verloor zo negentien punten op zijn voornaamste rivaal. Het was duidelijk: Paul Duboc kon de overwinning in de Tour de France, die hij op de Tourmalet voor het grijpen had, vergeten. Hij bleef tweede in de rangschikking, maar zijn achterstand was opgelopen 26 punten: Garrigou 26 – Duboc 54.

Wat was er gebeurd?

Onmiddellijk na de finish vlogen zware beschuldigingen in het rond. Paul Duboc was vergiftigd! Henri Desgrange kon het niet geloven. Volgens hem ging om ‘een onvergeeflijke nalatigheid’, maar was het volstrekt onduidelijk wat er precies was gebeurd. Emile Georget vertelde hem dat Duboc voor de avond voor de start prima had geslapen en dat hij absoluut geen maagproblemen had.

Paul Ruinart, de manager van de La Francaise-ploeg, gaf er jaren later een uitvoerige verklaring over. Ruinart was een autoriteit in het Franse wielrenner. Als sprinter had hij Europa rond 1885 – 1890 afgereisd tot in Sint Petersburg. Hij was later voor Véloclub Levallois bij Parijs gaan werken. Onder zijn leiding kwamen renners als René Pottier, Tourwinnaar in 1906, Lucien Petit-Breton, fenomeen van formaat, Marcel Cadolle en talloze andere coureurs naar de top. Als eerste begeleider organiseerde hij al rond 1910 trainingskampen voor de leden van de club.

Ruinart wist het zeker: ‘Paul Duboc is vergiftigd.’ Hij verklaarde: ‘In de verzorging bij Argelès kreeg hij een bidon drinken waar hij gelijk een paar slokken van nam. Het staat vast dat een crimineel er een smerige drug in had gedaan. Ik wilde hem snel helpen, maar het draconische reglement verbood me hem te soigneren.’

Desmarets keek natuurlijk als commissaris toe wat er gebeurde. En hulp betekende straf. Dat kon uitdraaien op onmiddellijke diskwalificatie. Maar volgens Ruinart slaagde hij er toch in Duboc ongezien iets toe te stoppen uit zijn medicijnkoffertje. Wat het was vertelde hij niet. Duboc moest nog een paar keer overgeven. ‘Hij spuugde afschuwelijk zwarte rommel uit,’ zei Ruinart. ‘Maar hij was verschrikkelijk dapper en klom weer in het zadel.’

Wie had Duboc in Argelès de bidon in zijn handen gedrukt?

De avond voor de start was Calais, de ploegleider van Alcyon en Garrigou, van Luchon naar Argelès gegaan om daar te slapen. Hij werd er van beschuldigd de geprepareerde bidon te hebben gemaakt. Hoewel Desgrange er in zijn krant geen letter overschreef, nam hij volgens Ruinart wel maatregelen. ‘Hij was er van overtuigd dat Calais de schuldige was en dat vergaf hij hem nooit,’ vertelde Ruinart. ‘Dat werd het einde van zijn carrière, want Desgrange liet hem nergens meer toe in zijn koersen.’

Natuurlijk was er hulp in geroepen van een verzorger die de bidon aan de koploper moest geven. Paul Ruinart kende de naam, maar pas na de Eerste Wereldoorlog kwam hij met zijn onthullingen in een interview met Le Miroir des Sports. ‘Ik ken zijn naam,’ zei hij toen, ‘Maar hij is overleden en daarom zwijg ik.’

Toch werd bekend om wie het ging. Later viel immers de naam van Francois Lafourcade, die in 1910 zo schitterend had gereden in de eerste beklimming van de col d’Aubisque toen hij als eerste boven kwam. Hij was in 1911 ook gestart als coureur isolé op een Alcyon-fiets, maar was in de vierde rit afgestapt. In de controle van Argelès was hij aanwezig als verzorger. Hij kwam uit Bayonne, maar woonde al een tijd in Boulogne – Billancourt bij Parijs, waar hij in sportkringen naam maakte als producent van verdachte drankjes die erg hielpen tegen vermoeidheid.

Gustave Garrigou met zijn vrouw en kind na de huldiging in Parijs. Links Calais, zijn ploegleider die door Henri Desgrange voor altijd uit de Tour werd verbannen.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Ook Lafourcade viel volgens experts onder de woede van Henri Desgrange. Hij zou levenslang geschorst zijn door de Franse wielerbond. Dat harde oordeel bleef geheim. Men wilde een publiek schandaal vermijden, zodat de straf nooit werd gepubliceerd. Maar dit is één van de mystieke legendes van de Tour. Lafourcade stond in 1912 gewoon weer als coureur isolé op de deelnemerslijst. Het was wel zijn laatste seizoen, maar hij was al 36 jaar. Het is natuurlijk mogelijk dat de straf pas na de Tour van 1912 werd uitgedeeld omdat pas laat bekend werd, dat hij er bij betrokken was, maar er is geen enkel bewijs voor dat vermoeden. Net als miljoenen andere mannen meldde hij zich in augustus 1914 om voor La Patrie te strijden tegen de Duitse inval. Een jaar later sneuvelde hij op het slagveld.

In Luchon – Bayonne van 1911 vond er nog een ander opmerkelijk incident plaats. Maurice Brocco won de koers. Twee dagen eerder was hij door Desgrange uit koers gezet omdat hij Francois Faber had geholpen, terwijl hij niet voor Alcyon reed zoals Faber, die er in de rit naar Perpignan slecht aan toe was. Brocco had protest aangetekend bij de koerscommissarissen van de Franse wielerbond en die hadden 48 uur nodig om tot een besluit te komen. Dus kon hij startten in de rit naar Bayonne.

Brocco reed fantastisch. Op de Tourmalet reed hij zes minuten van zijn achterstand op Duboc en Georget dicht. Hij kwam in het wiel van klassementsleider Garrigou en zag toen Desgrange staan. ‘Ah, monsieur,’ riep hij uitdagend, ‘Is het verboden hier te blijven zitten?’ Op de Aubisque herhaalde die scene zich. Dit keer haalde Brocco Georget in en weer riep hij tegen Desgrange: ‘Nou dan. Ik heb zeker niet het recht om in het wiel van Georget te blijven?’

Paul Ruinart, de ploegleider van Paul Duboc.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

De Tourbaas haalde geïrriteerd zijn schouders op en Brocco demarreerde. Hij reed zo weg bij Georget en arriveerde met een half uur voorsprong op Garrigou in Bayonne! De volgende dag werd hem beleefd maar dringend verzocht de trein naar Parijs te nemen. De koerscommissarissen hadden de beslissing van Desgrange in Perpignan goedgekeurd, zoals ze altijd braaf de richtlijnen van de baas volgden.

En Paul Duboc?

Die kroop in Bayonne gelijk in zijn bed en kwam er de volgende dag pas weer uit toen er appèl werd gehouden voor weer een nachtelijke start voor de 379 kilometerlange rit naar La Rochelle. Hij was goed hersteld. Tegen Desmarets zei hij voor de start: ‘Vandaag win ik!’ En dat maakte hij helemaal waar. Na 146 kilometer reed hij bij Hostens na 146 kilometer aan kop met Crupelandt, Paulmier en Georget. Tempo: 38,7 kilometer per uur en dat in verzengende hitte… Garrigou volgde in een groep op 11 minuten. Tussen hen in zwommen nog een man of vier. Duboc was ontketend. Dit was de dag van zijn revanche. Hij reed iedereen uit het wiel en won: 12 minuten voor Georget, en 52 op Garrigou, die wel vierde werd. Hij won later ook nog in Le Havre. Zijn tweede plek in de rangschikking kwam nooit meer in gevaar.

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments