Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
‘t Is donderdag 21 juli 1910. Om één uur ‘s nachts kon er niemand meer op het Place des Champs de Mars in Luchon waar bij hotel de la Paix de controle voor de start van de rit naar Bayonne wordt gehouden. Duizenden mensen van heinde en verre wilden niets missen in deze historische nacht, waarin 59 renners om half vier van start gingen in de allereerste wielerkoers in het hooggebergte: col de Peyresourde (1545 meter), col d’Aspin (1489 m), col du Tourmalet (2115 m), col d’Aubisque (1709 m. en col d’Ozquich (507 m) als toetje en daarna nog zo’n 85 kilometer naar Bayonne. Totale lengte van deze nooit vertoonde koers: 326 kilometer. We koersen vandaag even mee in deze legendarische etappe die zou uitgroeien tot een klassieker in de Tour de France.
Er heerste zinderende spanning bij de start. De sfeer in de stad was uitgelaten. Francois Faber stond comfortabel aan de leiding in het klassement met 33 punten. Octave Lapize volgde met 45 punten. De rest telde eigenlijk al niet meer mee. Antony Wattelier, die al was uitgevallen, deed buiten mededinging mee. Net als de Parijzenaar Emile Moulin die met een versnellingsapparaat fietste. In Argelés – Gazost zette hij zijn fiets aan de kant. De brandende zon had hem een zonnesteek bezorgd.
Direct begon de weg te stijgen naar de top van de Peyresourde. En direct zetten Octave Lapize en Gustave Garrigou zich op kop van het peloton alsof de meet om de hoek lag. Ze reden allebei voor Alcyon, net als Faber, en waren in de hotels kamergenoten. Lapize was pas 21 jaar, maar had al twee keer Parijs – Roubaix gewonnen. De ruggen werden gekromd. De spieren kraakten. De vuisten vastbaren rond de stuurstang. Victor Breyer en Alphonse Steinès volgden de gang van zaken zo goed mogelijk. Dat was niet eenvoudig in de complete duisternis. Na 58 minuten en vijftien kilometer koersen kwamen Garrigou en Lapize als eersten boven. De beide verslaggevers van L’Auto, die ook de koersleiding in handen hadden omdat Henri Desgrange een paar dagen eerder per trein was terug gekeerd naar Parijs, noteerden de schimmen die langs schoten. ‘Faber klom buitengewoon slecht. Hij zat niet bij de eerste dertig!’ Maar de duisternis speelde ze parten. De klassementsleider was gepasseerd zonder dat ze hem hadden opgemerkt.
Onvervaard storten de renners zich in de afdaling die schimmig opdook in de ochtendschemering. De verslaggevers wisten niet wat ze zagen. Ze kwamen superlatieven tekort om het te beschrijven: ‘Extraordinair. De Reuzen van de Weg bewezen dat ze over bergen konden fietsen, waarvan werd aangenomen dat dat onmogelijk was. Ze zijn de professoren van de energie.’ Lafourcade, die uit Bayonne kwam en vermoedelijk verkenningen had gehouden om uit te zoeken welk verzet hij moest rijden, kwam als verrassende derde boven. Op vier minuten. Faber passeerde als negende op negen minuten. Zijn eerste plaats in het klassement stond zwaar onder druk. Voor hem was een 300 (!) kilometer lange achtervolging begonnen.
Daar was Saint Marie de Campan, 54 kilometer na de start. Het was vijf over zes. De Tourmalet rees als een muur achter het dorp op. De beklimming was een nooit vertoonde ontdekkingsreis. Wat voor versnellingen moesten er gebruikt worden? Het was een gok, gebaseerd op eerdere maar veel kortere beklimmingen dan de 22 kilometer die de weg hier steeg. Alphonse Steinès had een ronde langs de coureurs gemaakt en noteerde hun verzet: Lapize 4,45 meter, Albini 4,75, Faber 4,65, Trousselier 3,60, Lafourcade 4,10, Crupelandt 4,37, Cruchon 4,10, Garrigou 4,30, Van Houwaert 4,45, Georget 4,25, Ernest Paul 4,50 en Henri Cornet, de Tourwinnaar van 1904, 4,37.
Albini reed het zwaarste verzet, Trousselier het kleinst van alle favorieten. Hij was geen klimmer maar zou toch best door deze rit komen. Ghislotti, een renner uit de B-categorie, deed het met een mini-verzetje van 2 meter en 85 centimeter. In Eaux Bonnes, na de afdaling van de Tourmalet, sprongen de Azen van hun fietsen. Mecaniciens trokken de achterwielen er uit en zetten er nieuwe wielen in met een verzet dat zo’n meter groter was dan de klauterversnelling. Bij hoge uitzondering waren de wissels toegestaan. Steinès stond er bij met een chronometer in zijn hand: ‘Twee minuten en ze waren klaar. En daar ging ze weer.’
Op de helling van de Tourmalet had hij lang staan kijken naar de renners. Het zweet spoot uit hun oren. Lapize was hoog op de col gaan lopen na een paar furieuze pedaalstoten, waarbij hij uit het zadel kwam. Hij moest even op adem komen. Honderd meter verder sprong hij weer op zijn vélo. Zo ging dat een paar keer. Hij zag er moedeloos uit terwijl hij zijn fiets voor zich uitduwde over het modderige pad, waar Steinès in november in het holst van de nacht over sneeuwbergen was geklommen om te bewijzen dat je hier best kon fietsen! Lapize was al ver op de col. Te ver voor de duizenden toeschouwers die overal op de renners stonden te wachten, maar het niet waagden zo ver de Tourmalet op te gaan.
Net ver voor hem uit reed Garrigou met zijn verzet van 4 meter 30 centimeter. Vijftien centimeter kleiner dan Lapize. Hij bleek de goede keuze gemaakt te hebben en verrichtte het wonder: hij kwam na 1 uur en 31 minuten fietsend boven. Maar toch was Lapize iets eerder op de top. Ook Lafourcade en Trousselier hoefden niet van de fiets. Alle andere renners wel. Garrigou won met zijn ongehoorde prestatie 100 francs. Lapize, die hem lopend geklopt had, kreeg niets! Steinès en Breyer beleefden een nieuwe sensatie in de afdaling. Hun auto kon de renners niet bijhouden. De ene coureur na de andere stoof hen voorbij op dat geitenpad vol losse steenslag. In Barèges hield monsieur Lanne Camy een vliegende controle namens L’Auto. Om drie minuten over acht passeerden Garrigou en Lapize. Zes minuten later schoten Lafourcade, Albini en Cruchon door het stampvolle dorp. Duizenden wielerfans gaven de renners een ovatie. De bewondering voor de ongehoorde krachtsinspanningen was enorm.
Op de Aubisque verrichtte Lafourcade een wonder. Aan de voet in Argelès Gazost lag hij nog negen minuten achter, maar op de top had hij niet minder dan 17 minuten (!) voorsprong. De renners klommen uiterst traag. Steinès en Breyer vroegen zich verbijsterd af of er nog renners zouden komen. Ze lagen al meer dan een uur achter het tijdschema. Lapize lag in tweede positie.
Victor Breyer vroeg aan de Alcyon-man toen hij passeerde en nog net niet omviel: ‘Gaat het Lapize?’
De coureur keek hem glazig aan en antwoordde: ‘Jullie zijn criminelen. Maar maak je geen zorgen. In Eaux Bonnes geef ik op.’
Garrigou ging ten onder aan zijn buitengewone inspanning op de Tourmalet. Hij viel en bleef even in een greppel liggen. Lapize was ingelopen door Albini. Ze haalden ze Lafourcade in. Lapize kreeg weer wat moraal en verliet Eaux Bonnes toch op zijn racefiets. Om half één ‘s middags passeerden de renners Oloron, waar de klim van de Ozquich begon. Niet zo lang. Niet zo stijl. Maar de loodzware race over de achtbaan van de Peyresourde, Aspin, Tourmalet en Aubisque eiste zijn tol. Faber moest weer een paar keer van de fiets om een nieuwe band te leggen.
Na 234 kilometer reden drie man Mauléon binnen: Lapize, Albini en Lafourcade, die door pech was opgehouden en er bovendien uitzag of hij elk moment van vermoeidheid van zijn fiets kon vallen. Faber lag veertien minuten achter en vier op Trousselier en Crupelandt die hij net als Lafourcade nog zou inhalen. De laatste bezweek vooraan op de hellingen van Ozquich, maar werd in zijn woonplaats Bayonne als een held ingehaald.
Steinès wilde daar de helden nog wel even interviewen. Het was tien over half zes toen Lapize de spurt van Albini won. Zij hadden 14 uur en 10 minuten in het zadel gezeten en een uurgemiddelde van 23 km 220 meter gerealiseeerd. Om acht uur ‘s avonds waren er nog maar 34 renners binnen. Slechts dertien renners staakten de strijd. ‘Ongehoord,’ vonden Steinès en Breyer. ‘En wel een bewijs van de onwaarschijnlijk kracht en de wilskracht van de renners van de Tour de France.’ Cauvry meldde zich als 46ste en laatste om kwart over één ‘s nachts. De dertien opgevers mochten als amateurs verder rijden, maar kwamen niet meer in aanmerking voor prijzen en het klassement. Ze moesten een half uur na het peloton zonder rugnummer vertrekken.
Faber had met een onwaarschijnlijk krachtsexplosie in de laatste 80 kilometer nog zeven minuten van zijn achterstand op Lapize en Albini goed gemaakt. Hij zei: ‘Ik ben op vijftien kilometer van de meet nog eens plat gevallen. Voor de vierde keer deze dag.’ Toch haalde hij Lafourcade en Trousselier nog in met wie hij zo lang in de poursuite had gezeten. En hij klopte ze voor de derde plaats, zodat hij maar twee punten op Lapize verspeelde.
En Lapize?
Die had maar vier woorden nodig om de buitenissige krachtsinspanningen van deze dag samen te vatten: ‘Desgrange is een moordenaar!’