1907: Gevecht op de Col de Porte

Vandaag koersen we mee in de vijfde etappe van de Tour 1907: Lyon – Grenoble. Voor het eerst moesten de coureurs een col in het imponerende Massif de la Grande Chartreuse beklimmen: de col de Porte, een helling van achttien kilometer met de top op 1324 meter en dan een duivelse duik van zeventien kilometer over onverharde wegen vol steenslag naar de meet in Grenoble.

Afdalen met de voeten op voetsteunen was in 1907 heel gewoon. Op de foto Georget op kop met een freewheel in gevecht met Petit-Breton, die met een doortrapper moet dalen op de helling van de Esterel aan de Côte d’Azur.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Lyon vierde laat in de avond van de vijftiende juli al feest. Om elf uur ‘s avonds stond het plein voor café Riche al stampvol supporters. Toen twee uur later de controle werd geopend door papa Abran kon er helemaal niemand meer bij. Dufour uit Grenoble zette als eerste zijn handtekening op het controleblad, 62 renners volgden zijn voorbeeld. Emile Georget, die de eerste vier ritten met een vijfde stek en drie overwinningen volledig had gedomineerd, was zwaar favoriet. Weliswaar moest er maar één col beklommen worden, maar toch werd dit parkoers als het moeilijkste traject uit de ronde beschouwd. Om half twee zette het trompetterkorps van les Touristes Lyonnais zich in beweging. Henri Desgrange reed er in zijn Lorraine Dietrich onmiddellijk achter en in zijn spoor volgden de 63 overlevenden van de eerste vier ritten. Zij werden weer begeleid door honderden fietsers en wandelaars. De straten waren tot het départ reël met lampions verlicht. De stoet trok tussen een haag van toeschouwers door. Niemand wilde er iets van missen. Om kwart over drie loste papa Abran het startschot en daar ging het peloton. De inktzwarte duisternis in. Op weg naar Nantua over de D36, 92 kilometer verder.

Papa Abran, de starter van de Tour, met zijn onafscheidelijke fraaie vlag.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Door het straffe tempo van 29,4 kilometer per uur waren er dertien man gelost toen de spurt naar de controle begon. Dat was een gevecht om als eerste de potloden te pakken te krijgen, waarmee een handtekening op het controleblad moest worden gezet. Georget had er als eerste één te pakken. Trousselier en de Belg Cyrille van Hauwaert sprongen gelijk met hem weer op de fiets. Het tempo werd opgeschroefd tot boven de dertig per uur. Alle favorieten zaten in Genève nog bij elkaar. Max Burgi, correspondent van l’Auto en chef in de Zwitserse controlepost, seinde per telegram naar de redactie in Parijs dat er nog vijftien man bij elkaar zat. De eerste 152 kilometer zaten er op. De stad lag half koers.

In Annecy waren het er nog dertien. Beaugendre had lek gereden en volgde op een paar minuten in een kansloze achtervolging. Catteau was er ook af. Daar was het fraaie Aix-les-Bains al. Zoals overal stonden de straten stampvol toeschouwers. Anselme Mazan, de broer van Petit Breton, was gelost. Nog twaalf man op kop. Om tien voor twaalf stoven ze Chambèry binnen, waar zich een enorme menigte had verzameld. Beaugendre zat al op negen minuten. De twaalf gristen haastig flessen drank van de tafel waar de verzorging stond. De hitte was zinderend, maar ze gunden zich geen tijd om even rustig iets te drinken. Dat kon onderweg ook.

Al 242 kilometers waren er gereden. Nog 69 te gaan naar Grenoble en een kilometer over dertig naar de D520b, waar de weg bij Saint Laurent-du-Pont begon te stijgen. Eerst licht, twee, drie procent, door het dal van Le Guiers Mort, het riviertje dat zich wild van de Col de la Charmette stortte. Maar dan na vier kilometer bij Pont de Saint Bruno, zeven procent, zelfs acht. Eindeloos lang duurde deze klim over een bergweggetje vol steenslag en zonder plaveisel. Gelukkig was het droog. Desgrange reed al uren in het spoor van kampioenen. Hij zou ze niet meer uit het oog verliezen.

Georget en Petit-Breton, de hoofdrolspelers in de Tour van 1907, na aankomst in de rit naar Nice, waar Georget Petit-Breton klopte in de sprint.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

‘Tot mijn grote verrassing kwamen Petit-Breton, Cadolle en daarna Fabert en Galetti, de Italiaan, al in de problemen, terwijl de helling nog maar nauwelijks was begonnen,’ schreef de koersdirecteur. Francois Faber, een Luxemburger van twintig jaar die al zijn hele leven in Parijs woonde, was nog zo onbekend dat hij steeds als Fabert werd beschreven. Hij reed voor Labor, één van de kleinere fietsfabrikanten.

Bij het miniscule Pont de la Molière, waar de weg acht procent omhoog ging, moest Pavesi er af. Net als Landrieux en Lignon, die tot stomme verbazing van de kenners nog vooraan reden. Emile Georget bepaalde het tempo. Garrigou, van Hauwaert en Ganna zaten nog aan zijn wiel. Iedereen kende Gustave Garrigou, de debutant die in het voorjaar gelijk Parijs – Brussel won. En Van Hauwaert natuurlijk ook. Net als Garrigou stapte hij in 1907 over naar de profs. En net als Gustave won hij gelijk een topklassieker: Bordeaux – Parijs. Ganna was één van de drie verrassende Italianen. Hij was pas 23 jaar. De mannen verrasten iedereen met hun reuze verzet van 5,85 meter, waarmee zij ook de col de Porte opstormden. Maar met hun krachtpatserij moesten ze het toch afleggen tegen Georget, die het nog met een veel kleinere versnelling deed.

‘Garrigou en Georget leken de bazen. Het leek wel of ze bijna op hun gemak de vreselijke stijgingen bedwongen. Van Hauwaert slaakte een diepe zucht en moest er af,’ schreef Desgrange. ‘Lignon kwam nog even terug. Van Hauwaert slipte, viel maar sprong onmiddellijk weer op zijn fiets.’ Plotseling kwam Faber er weer aan ‘als een bulldog die niet wil loslaten.’ Ver daarachter zag de Tourbaas nog de zwarte truien van de Italianen. En verder …. Niets.

Het was snikheet. Waar was in hemelsnaam het einde van deze moordende klim. ‘Arme, kleine Garrigou,’ schreef Henri Desgrange, ‘Hij leek me te frêle voor dit loodzware werk. Hij keek om en zag honderd meter achter zich de enorme Faber die met zijn donkere profiel fel afstak tegen het groen van de vallei.’

Garrigou was aan het eind van zijn krachten. ‘Hij wankelde, draaide twee keer als een dronkenman om zijn as en viel in de berm,’ noteerde de Tourdirecteur. Daar lag de Parijzenaar. Zijn armen wijd uitgestrekt als een christusfiguur. Faber vocht zich terug in het wiel van Georget. Zij-aan-zij klommen ze in de slopende hitte naar de top die ogenschijnlijk maar niet dichterbij kwam. Bij de Pont des Cottaves, maar drie kilometer van de top, keken ze elkaar aan. Ze stopten aan de kant van de weg en liepen naar een bron, waar ze het koele water lang opslurpten in hun uitgedroogde lijven. Ze liepen een stukje, maar stapten weer op hun fiets en reden met een tempo van 25 kilometer per uur de laatste 2000 meter. Desgrange kon ze met zijn auto niet bijhouden!

Als schichten doken de twee de diepte in. Op weg naar de lokkende meet in Grenoble. Georget had een freewheel, maar Faber moest het met een doortrapper doen. Zijn benen konden in de steile afdaling het ritme van de pedalen niet volgen. Hij zette zijn voeten op de voetsteunen aan de voorvork van zijn fiets en kon natuurlijk het tempo van Georget niet volgen. Hij verloor drie minuten, maar werd nog wel tweede. Garrigou daalde op dezelfde manier als Faber. De weinige volgers konden hun ogen niet geloven toen hij met een vaart van vijftig per uur door de bochten schoot en uit het zicht verdween. De voeten op de steunen!

In Grenoble was de hele stad uitgelopen om de helden van de Tour te zien. Soldaten van het 140ste regiment infanterie hadden onder leiding van sergeant Maurice de laatste kilometers naar de Quai de Franse afgezet. Emile Georget werd met donderend gejuich ontvangen. Zijn vierde ritzege in vijf etappes was binnen. Wie kon hem nog kloppen op weg naar Parijs?

Emile Georget, 25 jaar uit uit Châtellerault.

Alphons Steinès had wel wat vragen voor Georget, die eerst even in café de la Paix in bad ging. De verslaggever van l’Auto meldde dat hij de held van de dag al een paar keer eerder had geïnterviewd, maar dat de winnaar van de vijfde etappe brutaal tegen hem had gezegd, nadat hij hem om commentaar op de gebeurtenissen had gevraagd: ‘Echt niet, beste meneer, ik heb integendeel een paar vragen voor u!’

Emile kende het klappen van de zweep en wist welke vragen er op hem zouden worden afgevuurd. Hij had er even geen trek in en zei: ‘Wat denkt u van deze koers en hoe voelde u zichzelf aan boord van uw voiture? Waren de hellingen zwaar? De zon heet? Heeft u net als wij gegeten in de controleposten? Heeft u alle voorschriften van het koersreglement nageleefd? Dat zijn allemaal zaken die wel wat interessanter zijn dan ik te vertellen heb!’

En weg was hij. Hij was tevreden, maar had even genoeg van de mannen die elf uur en zeventien minuten lang in hun comfortabele automobielen in zijn spoor hadden gereden en genoten van de emmers zweet die hij en zijn maten op de wegen van de Chartreuse hadden achter gelaten.

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments