Ron Couwenhoven
Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Omstreeks het middaguur van vrijdag 25 januari 1907 ging Barthélemy, een grote forse vent, naar de garage aan de Rue Chaptal in Levallois een dorpje aan de rand van Parijs. Daar was hij vrijwel elke dag te vinden met René Pottier, de winnaar van de Tour de France 1906 en sindsdien één van de populairste sportmensen van Frankrijk. Meestal was hij er al om tien uur ‘s ochtends om samen met René aan de fietsen te werken of de weg op te gaan om te trainen, want Barthélemy was de trainer van de 27-jarige wielerkampioen. Deze dag was hij ietwat later. Hij ging naar de wijnhandelaar aan de overkant van de straat om de sleutel van de garage op te halen, want de deur zat nog op slot.
‘Maar René was al om half elf bij de winkelier geweest. Hij had de sleutel afgehaald en was de hangar in gegaan. Vanuit het kantoor van de wijnhandel keek je zo de garage in en kon je zien wat daar gebeurde. Meestal bleef de deur open staan, maar dit keer had Pottier hem onmiddellijk gesloten,’ vertelde Barthélemy later op deze droevige dag aan Robert Coquelle, een verslaggever van l’Auto, de krant van Tour-organisator Henri Desgrange.
‘Maar deze morgen was dat dus niet het geval. Wat speelde zich daarna af? Niemand weet het, maar ik veronderstel dat René het volgende deed: hij haalde zijn fiets van de haak, waaraan hij hing en zette hem tegen een werkbank. Hij klom op een kleine kist en een ladder, sloeg het touw, waaraan zijn fiets had gehangen, om zijn nek en schopte de kist en de ladder weg. De rest weet u…’
Het was een uiterst luguber verslag over de laatste momenten van René Pottier die iedereen na zijn uitmuntende Tour van 1906 kende als ‘Roi René’. Hij had alle kampioenen gedomineerd op de hellingen van de Ballon d’Alsace, van de Côte de Laffrey en de Col du Bayard. Hij had zijn schitterende ronde nog een extra gegeven door met Georges Passerieu in zijn wiel langs honderdduizenden fans de slotkilometers van de etappe Caen – Parijs te rijden om hem onder een donderende ovatie van 20.000 toeschouwers in het uitverkochte Vélodrome Parc des Princes te kloppen in de sprint.
Bathélemy trok altijd met Pottier op. Zijn zoon Honoré zou later ook een beste Tourrenner worden. Hij vertelde zijn tragische boodschap in de rouwkamer, waar René Pottier al dezelfde middag werd opgebaard. Hij had de treurige scene in de garage ontdekt en het touw doorgesneden, waarna zijn vriend levenloos op de grond viel. ‘Hij wist dat ik deze dag wat later zou komen,’ vertelde Barthélemy. ‘Heeft hij daar gebruik van gemaakt? Ik denk het niet. Volgens mij heeft hij in een vlaag van verstandsverbijstering gehandeld.’
‘Monsieur Pottier heeft de sleutel nog in zijn zak of hij is nog in de garage,’ had de wijnhandelaar gezegd toen Barthélemy bij hem kwam omdat de deur van de hangar nog op slot zat. ‘Ik heb hem in elk geval nog niet zien vertrekken.’ De trainer ontdekte omstreeks twee uur dat de deur nog op slot zat. Bathélemy ging gelijk naar het huis van Pottier, Rue Hoche nummer 7 achter het gemeentehuis van Levallois. Dat was niet zo ver van de Rue Chaptal, maar de coureur was niet thuis. ‘Ik ging terug en was van plan de deur te forceren of er een slotenmaker bij te roepen,’ verklaarde Barthélemy. Hij bonsde op de deur. Geen reactie. Hij keek door het sleutelgat, maar zag niets abnormaals. Daarna liep hij om het gebouw heen en klom op een muurtje. Daar vandaan kon hij in de hal kijken. Zo werd hij geconfronteerd met de sinistere scene in het pand. ‘Tot mijn grote schrik zag ik daar het lichaam van onze arme vriend hangen.’
Het treurige nieuws ging als een lopend vuurtje van huis naar huis. De commissaris van politie in Levallois arriveerde snel. Alle avondkranten brachten het sensationele nieuws van de zelf gekozen dood van de Tour de France-winnaar. Sportief Frankrijk was in choc. Laat in de middag werd Pottier overgebracht naar een rouwkamer, waar Coquelle het tragische verhaal van Barthélemy optekende. Hij schreef: ‘Met half gesloten ogen lag hij daar. Alsof hij sliep. Er stond een foto van hem aan het voeteind van het bed. Zijn moeder zat er op haar knieën bij en huilde: ‘Oh René, je had nog zoveel succes kunnen hebben… Je was gelukkig… Zeg me, vertel je moeder, die zoveel van je houdt, waarom je zo dwaas was…’
Zijn broer en zijn zuster waren er ook. In tranen. Net als zijn jonge echtgenote die zwanger was. Zij was wanhopig. Verbijsterd vroeg zij zich af wat hem had bezield. Ze had op deze rampdag niets bijzonders aan hem gemerkt: ‘Hij heeft prima ontbeten. Hij heeft de krant gelezen en nog opgemerkt dat l’Auto niets meedeelde over de Parijs – Roubaix. Om tien uur ging hij weg voor een korte wandeling. Hij heeft me nog gezegd wat hij tussen de middag graag wilde eten. Ik ging boodschappen doen en hij zei nog: ‘Pas op voor de auto’s.’ Toen hij er om één uur nog niet was, werd ik ongerust. Ik ben naar de garage gegaan omdat ik wist dat hij daar vrijwel elke morgen naar toe ging, maar de deur zat op slot. Ik riep. Niemand antwoordde. Wat een vreselijk ongeluk!’
Een half jaar eerder stond zij in het Parc des Princes haar man op te wachten in een schitterende japon en met een elegante hoed op haar hoofd. Samen met haar winnaar van de Tour de France poseerde zij voor de fotografen. Niets wees op enige onmin tussen het echtpaar en daarvan was een half jaar later in de rouwkamer ook niets van te merken. Volgens de legende van de Tour was Pottier tot zijn wanhopige daad gekomen als gevolg van liefdesverdriet. Er zou een breuk in zijn relatie zijn ontstaan.
Karel Steyaert, die als Karel van Wijnendaele uitgroeide tot de goeroe van het Vlaamse wielrennen in de eerste helft van de twintigste eeuw, schreef er over in zijn boek Mensen en dingen uit de Ronde van Frankrijk: ‘Het nieuws viel als een bom die ontplofte, en verwekte zowel verstomming als spijt en treurnis. Wat mocht dan wel de oorzaak zijn van die wanhopige daad? De dagbladen hebben het geheim nooit op de markt der openbaarheid gebracht. Misschien wel uit eerbied voor de grote kampioen die hij was. Maar deze die bewogen in de middens van zijn familieleven, die wisten er meer van. Het beeld van liefde tussen man en vrouw dat geschonden was en Pottier die het niet te boven kon komen. Wij kennen er meer bijzonderheden van, maar op onze beurt willen wij eerbiedig zijn en het doek der vergetelheid laten vallen over deze tragische geschiedenis.’
Maar op de rampdag zelf was er in elk geval niets dat wees op een breuk in de relatie tussen de Tourwinnaar en zijn charmante echtgenote. Er was wel altijd iets merkwaardigs aan Pottier. Hij lachte nooit. Hij vierde zijn overwinningen niet uitbundig. Hij was een erg introverte man, maar op de avond voor hij stierf had hij nog een gezellige avond met zijn ploegleider Alibert. Ze deden een spelletje en babbelden wat over de komende koersen. Omstreeks half elf ging hij naar bed.
René Pottier werd maar 27 jaar. Als renner begon hij in 1903 naam te maken toen hij als amateur met zijn boezemvriend Marcel Cadolle alle koersen beheerste. Cadolle won meestal, want hij was wat sneller. Maar Pottier bewees toen al dat hij een uitzonderlijk duurvermogen had. Maandag 19 oktober 1903 brak hij het Franse uurrecord en bracht het op 40 kilometer en 80 meter, waarmee hij de eerste Europeaan was die sneller dan veertig in het uur reed. Geen amateur had ooit sneller gereden. In 1905 werd hij prof en stootte gelijk door naar de top. Een jaar later was hij de beste renner van het hele pak. Hij won niet alleen de Tour maar ook de prestigieuze baanklassieker de Bol d’Or, waarin 24 uur onafgebroken met tandemgangmaking werd gereden. Hij legde niet minder dan 925 kilometer en 200 meter af of 38 kilometer en 550 meter per uur!
Frankrijk lag aan zijn voeten, maar met zijn mysterieuze wanhoopsdaad op die 25ste januari 1907 gleed hij voorgoed de eeuwigheid in. Op de top van de Ballon d’Alsace werd een jaar later het sobere monument geplaatst dat tot op de dag van vandaag herinnert aan zijn glorieuze beklimmingen.