1905: Klim van de Ballon d’Alsace

Vandaag klauteren we mee in de eerste beklimming van de Ballon d’Alsace, waarvan Tourbaas Henri Desgrange in 1905 in vervoering raakte. Zoiets had hij nog nooit gezien. Hij had de col in het Tourschema opgenomen, omdat hij Saint Etienne en de Col de la Republique wilde vermijden na de schandalige gevechten van een jaar eerder. Deze berg werd trouwens tot 1950 in de ban gedaan. Zesenveertig jaar lang meed de Tour de France de Col de la Republique als de pest. Er moest dus vervanging komen en die vonden Géo Lefèvre en Desgrange in de Vogezen.

Vanuit het dorp Saint Maurice-sur-Moselle steeg de D90 negen kilometer lang naar 1247 meter hoogte. De brede weg was van aangestampte aarde. Er moest een hoogteverschil van 1171 meter worden overwonnen. Na acht kilometer klimmen lag een passage van 500 meter lang met een stijging van bijna tien procent. De gemiddelde stijging was 6,8 procent, met veel stukken tussen de vijf en zes procent. Maar al die cijfers waren toen nog niet bekend. Wel wist men dat dit niet zoveel verschilde met het profiel van de col de la Republique die bij Saint Etienne aan de rand van de Central Massif lag: 1154 meter hoog, met 12,4 kilometer een wat langere klim dan die van de Ballon, de steilste stukken al na drie kilometer bij het dorp Davézieux. Stijgingsmoyenne vijf procent. De beklimming van de Ballon d’Alsace was dus iets lastiger maar korter dan die van de berg bij Saint Etienne.

Ansichtkaart uitgegeven naar aanleiding van de eerste beklimming van de Ballon d’Alsace die door René Pottier werd beheerst.

De koers vertrok die dag in Nancy om 299 kilometer verder in Besancon te eindigen. Alle gendarmes langs de lange weg waren gealarmeerd om te voorkomen dat er weer spijkers op het parkoers zouden worden gegooid. Tussen Lunéville en Epinal was het weer raak, maar de plek werd tijdig ontdekt zodat de weg kon worden schoon geveegd. Na 206 kilometer begon de beklimming. De coureurs waren al om één uur ‘s nachts op pad gegaan. Zoals gebruikelijk in een kalm tempo. Zo’n vier-en-twintig kilometer per uur. Het was in de diepe duisternis uitkijken geblazen. De lichten van de schaarse volgwagens schenen dwars door het peloton. Dat was alles. Henri Desgrange deed een dutje in zijn automobiel, maar rond de klok van acht uur had hij de slaap uit zijn ogen gewreven. In de verte doemden de contouren van de Ballon d’Alsace op. Het tempo in de groep ging omhoog. De ene coureur na de andere moest lossen.

Daar was Saint Maurice-sur-Moselle. Een paar huizen. Een kerk. Een zucht en het dorp was al gepasseerd. De D90 begon te stijgen. Voor de automobiel van Desgrange reden nog maar zes coureurs: Henri Cornet, de winnaar van 1904, met zijn J.C-ploegmaten Petit-Breton en Emiel Georget. Dat waren twee Tourdebutanten, maar renners van naam. Petit-Breton had een jaar eerder de Bol d’Or op de Buffalo-baan gewonnen. Dat was de voornaamste klassieker op de pistes: 24 uur lang met gangmakers. Hij had 852 kilometer gereden in dat etmaal.


Georget zou zich net als Petit-Breton ontwikkelen tot een toprenner. De andere drie koplopers waren Louis Trousselier, Hyppolite Aucouturier en René Pottier. Trousselier had een paar maanden eerder het complete peloton verpletterd in Parijs – Roubaix, waarin hij met zeven minuten voorsprong op Pottier over de meet kwam en nummer vijf al meer dan driekwartier achter lag.

In Saint Maurice waren ze allemaal van hun fiets gesprongen en hadden een verse vélo gepakt van de helpers die daar klaar stonden. Al die fietsen waren voorzien van een heel kleine versnelling: 4 meter en 50 centimeter, zodat de pedalen op de 9000 meter lange weg 2000 keer rond moesten gaan. Dit was een eerste confrontatie tussen de toppers van het peloton. Petit-Breton moest gelijk lossen, want zijn onhandige helper stond honderd meter verder en de vijf spurtten hem vol gas voorbij, waardoor hij niet meer kon aanpikken. Veertig minuten lang duurde het aangrijpende gevecht. Desgrange wist niet wat hij zag. Hij schreef: ‘Zonder overdrijving was dit de mooiste strijd uit ons sportieve tijdperk.’

Auguste Théo en Henri Pépin worden gelost op de Ballon.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Vijf kilometer lang bleven de vijf bij elkaar. Toen versnelde Cornet. Dat kostte Trousselier de kop. De klassementsleider moest er af. Het tempo ging naar achttien, soms bijna twintig kilometer per uur. Vier man vochten als leeuwen. Cornet vond het nog te veel. Hij demarreerde nog een keer. Een diepe zucht en daar ging Georget. Hij richtte zich op en kon niet meer volgen.

Cornet keek om. Er zaten nog twee man aan zijn wiel: Aucouturier, zijn vriend uit de Tour van 1904 en Pottier, van wie men zei dat hij een fantastische klimmer was. De wagens van de helpers stoven voorbij. Op de top moesten weer nieuwe fietsen gereed gezet worden. Met een groter verzet. Desgrange kon zijn ogen niet geloven, maar ook de grote Aucouturier, held uit de twee eerste rondes van Frankrijk, kon niet meer volgen. Hij stampte met al zijn macht op de pedalen, maar het was niet genoeg. Toen waren er nog maar twee.

René Pottier (links) en Henri Cornet in de beklimming van de Ballon. Achter hen meefietsende fans.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Nog maar een paar kilometer naar de top. De kleffe aarde zoog aan de banden. Pottier kwam naast Cornet. De twee rivalen vochten zij-aan-zij een verbitterd gevecht uit. Hijgend, druipend van het zweet hingen zij over hun sturen. De ogen puilden uit hun kop. Langzaam ging het licht uit bij Cornet. Hij loste. Eén lengte, twee. Nog één keer kwam hij terug. Pottier hield zijn hogere ritme, maar toch was dat slechts 50 omwentelingen per minuut want in veertig minuten was hij op de top. Dat gaf aan dat er niet op souplesse werd geklommen, maar op pure kracht. Langzaam werd het gat weer groter en weg was Pottier, ondanks een knieblessure die hij in de eerste rit bij een val had opgelopen. Op weg naar de legende. Als eerste kwam hij op de top van de Ballon. Het monument ter herinnering aan deze historische beklimming staat er nog steeds.

De rit zou hij niet winnen, hoewel hij nog minuten nam op Aucouturier, Cornet en Trousselier. Allemaal wisselden ze weer van fiets, maar Cornet moest liefst twintig minuten wachten, omdat zij helper door autopech werd opgehouden! Aucouturier liep Pottier in, loste hem en won 84 kilometer verder in Besancon met acht minuten voorsprong.

Trousselier vroeg zich op de volgende rustdagen af hoe hij mannen als Cornet en Pottier zou kunnen bijhouden in de bergen. De beklimmingen van Laffreay en de col Bayard stonden in de Alpen op het programma. Die waren lastiger dan de Ballon. Iedereen was verbijsterd dat hij die slagen overleefde en zelfs domineerde. Hij won in Grenoble. Van Pottier had hij geen last meer. Die had met zijn gewonde knie in Bourg en Bresse de strijd gestaakt. Cornet zou op de col de Bayard definitief afhaken toen men hem een fiets met een verkeerde versnelling in zijn handen duwde. Trousselier zou zijn totaal aan ritzeges in deze Tour op vijf brengen. Aucouturier bleef steken op drie. Net als Dortignacq, die voor de kleine sponsor Savings reed.

In het klassement stond Trousselier al snel veilig. Hij finishte met 31 punten voor Aucouturier die op 61 uitkwam en Dortignacq met 64 punten. Toen de Tourwinnaar later werd gevraagd hoe hij het voor elkaar had gekregen om ook in de bergen te domineren, antwoordde hij: ‘Ik heb in de Alpen een kleinere versnelling gestoken: 3 meter 60!’ Zo bewees hij dat koersen niet alleen maar een kwestie van kracht en taktiek was, maar ook een kwestie van de kop goed gebruiken. Hij was er al snel achter dat hij op de Ballon met een verzet van 4 meter en 50 centimeter te zwaar zat.

Louis Trousselier: Tour gewonnen, 25.000 francs verloren.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Trousselier was pas 24 jaar en zoon van een bloemenkoopman. Op 30 juli werd hij in het Parc des Princes opgewacht door een euforische horde vrienden. Volgens Georges Berretrot, later de beroemde speaker in het Vel d’Hiv, de overdekte wielerbaan van Parijs, trok hij zich met twee van hen terug in een cabine op de Buffalo-baan. Het werd een partij die de hele nacht duurde. Er werd flink gedronken, gelachen en gegokt en de 31ste juli werd Louis Trousselier wakker met een kater. Hij was weer net zo rijk als op 9 juli toen hij in de Tour vertrok: in één nacht had hij al zijn prijzengeld er door gejaagd: 25.000 francs! Het was een dag om nooit te vergeten.

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments