1904: Koersen voor een habbekrats

Op 2 juli 1904 tekenden 88 van de 105 ingeschreven renners het controleblad van de tweede Tour de France. Maurice Garin, reeds 34 jaar, was opnieuw topfavoriet nummer één. En net als een jaar eerder werd de kolossale Hyppolite Aucouturier als zijn voornaamste rivaal beschouwd.


Maurice Garin domineerde ook de tweede Tour de France. Hij won de eerste rit. We zien hem hier met de bloemen na aankomst in Lyon.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Wielrennend Frankrijk was in de maanden voor de start bedolven onder de schandalen. Aucouturier won Parijs – Roubaix voor Césare Garin, maar daarna regende het protesten. Emile Pagie, die als negende over de meet kwam, uitte zijn woede: ‘Er werden door begeleiders van renners handenvol spijkers gestrooid en zelfs renners deden dat…!’ Coureurs waren er niet voor terug gedeinsd om op stille, verlaten stukken van het traject bij supporters in de automobiel te kruipen om zo wat van hun enorme achterstand goed te maken.

Bordeaux – Parijs? Van hetzelfde laken een pak. De koers werd gereden met een select peloton van twaalf toprenners en een gigantische groep gangmakers. Dat waren profs die niet voor de monsterrace waren geselecteerd. Ze werden per auto getransporteerd naar het punt waar ze ingezet moesten worden. Pedaleerden dan een uurtje of anderhalf op volle kracht en werden vervolgens vervangen door verse krachten. Léon Georget en zijn gangmakers reden iedereen uit het wiel en wonnen. Maar ook dit keer waren de onregelmatigheden niet van de lucht. Behalve Georget waren ook Petit Breton, César Garin en Rodolfo Müller, de nummers twee tot en met vier, over de schreef gegaan. Ze hadden zich laten duwen door hun gangmakers. Natuurlijk ontkenden ze bij hoog en bij laag dat ze schuldig waren, maar ze werden alle vier gediskwalificeerd. Later bekende Georget: ‘Ik kwam alleen op kop toen er een vent op een motorfiets aan kwam. Hij greep me vast bij de schouder en duwde mij de helling op. ‘Dat ziet toch niemand,’ zei hij. Hoe lang dat gebeurde? Nou, een kilometer of vijftig denk ik…’ Maar het was wel gesignaleerd. Straffe maatregelen konden niet uitblijven. Georget werd voor twee jaar geschorst.

Grote belangstelling bij de aankomst van de eerste Tour-rit in Lyon.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Net als in Bordeaux – Parijs moesten de coureurs in de Tour de France alle ritten in het holst van de nacht starten. Met uitzondering van Toulouse – Bordeaux (268 km) en Lyon – Marseille (374 km), waren de andere ritten 400 kilometer of langer. En wie controleerde hen ‘s nachts? Dus onregelmatigheden konden ook in deze Tour niet uitblijven Géo Lefevre, die net als een jaar eerder als koersdirecteur optrad, stond na 143 kilometer in om middernacht met l’Auto-correspondent Boutroue uit Gien langs het parkoers voor een geheime controle. Ze hadden lampen aangestoken, zodat de renners konden zien dat er controle was. Onmiddellijk werden ze geconfronteerd met een raadsel. Chevalier zat bij de koplopers. Lefèvre meldde: ‘Dat was onmogelijk, want in Fontainebleau bij de eerste controle lag hij al een half uur achter!’ Hij bleek zijn geslaagde achtervolging per automobiel te hebben volbracht.

Philippe Chevalier stapte tijdens de nachtelijke uren in een auto. Dat reed wat prettiger. Hij kwam als derde in Lyon en werd gehuldigd. Dat was gelijk voor het laatst, want hij werd levenslang geschorst.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Gaston Rivière, de eerste motorcommissaris in de Tour, kon ook niet overal tegelijk zijn. Hij had wel ervaring, want hij was één van de sterren van het Franse wielrennen uit de laatste decennia van de negentiende eeuw toen hij twee keer Bordeaux – Parijs won. Hij zag Aucouturier en Pothier achter een auto rijden. Julien Lootens, een Belg die zich van het pseudoniem Samson had voorzien, deed hetzelfde, maar het waren slechts korte momenten. Ze kwamen er met een boete vanaf. Maar de toon was gezet. De spijkerharde maatregelen van de Union Vélocipedique Francaise – de Franse wielerbond – na Bordeaux – Parijs hadden geen enkel effect gehad. De coureurs – en vooral hun supporters bleven de ene verboden truc na de andere uithalen.

Het was slechts kinderspel bij wat er in deze Tour 1904 nog allemaal zou passeren. Het draaide allemaal om groot geld voor de kampioenen. De kerels uit het tweede echalon moesten met de kruimels tevreden zijn. Zonder hun racefiets waren ze aangewezen op keihard werk in fabrieken of op het land voor bedragen die nog veel minder waren dan wat de kampioenen in de koersen voor hun lieten liggen. En een goede dag kon een hele week goed maken.

De gebroeders Garin en Pothier drinken op het succesvolle verloop van de eerste etappe.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Voor de winnaar van de Tour lagen 3000 francs klaar, maar er waren maar dertien eindprijzen en de ongelukkige die dertiende werd moest het stellen met maar 25 francs, waarvoor hij dan een hele maand in de weer was geweest en zes moordende etappes had gereden. Voor nummer twee van het klassement was het allemaal nog best aantrekkelijk: 2000 francs. De eerste rit leverde 1500 francs op voor de winnaar. Er waren overigens maar acht prijzen en er waren 88 deelnemers. Lombard, die achtste werd, ontving 50 francs, maar nummer 9 – Gaubeau – had 497 kilometer voor niks op de fiets gezeten.

Iedereen die in Parijs arriveerde kreeg wel een garantiebedrag van 95 francs. Dat was 5 francs per dag, waarvan de kosten voor overnachtingen en diners betaald moest worden. Bovendien was deze garantiesom uitsluitend voor renners die minder dan 200 francs hadden gewonnen. Als extra eis werd gesteld dat zij geen enkele etappe met een moyenne van minder dan 20 kilometer per uur hadden gereden. Dus het was geen wonder dat in de nachtelijke uren op de eindeloze verlaten stukken stikdonkere weg tussen de dorpen en steden de trukendoos vol open ging.

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments