Francois Faber en Nicolas Frantz: Grondleggers uit het Groothertogdom

Charly Gaul, de Luxemburger die in de jaren vijftig zowel de Tour (één keer) als Giro (tweemaal) won, was nog niet geboren toen Francois Faber en Nicolas Frantz het Groothertogdom al wielerroem bezorgden. Faber schreef de Ronde van Frankrijk in …. 1909 op zijn naam. Frantz in 1927 én ’28.

Ze koersten destijds vaak op erbarmelijk slechte wegen. Etappes van 300 à 400 kilometer? Heel gewoon. Start in de nachtelijke uren? Idem dito. En de fiets woog veel kilo’s meer dan de vederlichte racekarretjes van nu. Instructies via de oortjes vanuit de ploegleiderswagen die van een tv en radiocommunicatie was voorzien? Lieve hemel. De TV was nog niet uitgevonden en van radioverbinding tussen wedstrijdleiding en volgkaravaan had ook nog niemand gehoord. Van oortjes wél, maar dan alleen van de twee die iedereen ook toen al van moeder natuur – met hulp van vader en moeder – had meegekregen.

Francois Faber, zoals iedereen hem kende: robuust en alleen vooruit!
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Toen Francois Faber de Tour won voelde hij zich overigens meer Fransman dan Luxemburger. Hij had amper herinneringen aan het Groothertogdom. Zijn vader uit Wiltz was al vroeg naar het buurland getrokken en had daar de vrouw van zijn leven gevonden. Het echtpaar kwam terecht in Aulay-sur-Iton, een gat in de streek die nu tot de Regio Normandië behoort. Daar werd de kleine Francois geboren. Nou ja, klein? Dat was hij alleen in zijn eerste levensjaren. Eenmaal volwassen werd hij 1,98 meter lang en woog hij ruim 90 kilo, schoon aan de haak. Niet direct het ideale gewicht om de cols te bedwingen.

In het begin van zijn rennersjaren hoefde Faber dat ook nog niet. Hij combineerde de wielersport als amateur met een job als verhuizer, daarna als dokwerker. Eenmaal prof geworden (hij was amper 19 jaar) startte hij meteen in de Tour van 1906. Hij haalde de finish niet. Winnaar werd ene René Pottier, een 27-jarige Fransman die overigens niet lang plezier van de triomf had. Een paar maanden later stapte hij uit het leven. Liefdesverdriet, werd verteld.

Faber haalde bij zijn tweede Tourdeelname wél Parijs, zelfs als zevende. Daarmee was de opmars naar de absolute top begonnen. Na de tweede plek in 1908 (inclusief vier ritzeges) reed hij in 1909 het hele veld aan flarden. Op de eerste dag, met aankomst in Roubaix, kon de Belg Van Hauwaert nog zegevieren. De tweede dag, met finish in Metz na 398 kilometer, was Faber de winnaar. En om zijn vorm te onderstrepen won hij ook maar de volgende vier (!) etappes, de kortste daarvan 259 kilometer. Ook de tiende rit bracht hij nog op zijn naam. In de eindstand – na veertien koersdagen – had hij 20 punten voorsprong op zijn ploegmakker Garrigou. Ja, de rangschikking werd toen nog volgens een puntensysteem opgemaakt.

In 2015 werd tijdens de vijfde Tourrit Arras – Amiens een plaquette ter nagedachtenis aan Francois Faber onthuld op de helling van Saint Eloi vlakbij Carency.
FOTO: ARCHIEF RON COUWENHOVEN

Enfin, Francois Faber was een levende legende geworden. In totaal nam hij negen keer aan de Tour deel. Hij won 19 ritten en glorieerde ook in klassiekers als de Ronde van Lombardije, Parijs-Roubaix, Parijs-Tours, noem maar op.En toen brak, het was 1914, de Eerste Wereldoorlog uit. Van een Tour was geen sprake meer. Er werd op andere fronten gestreden. Faber meldde zich bij het Vreemdelingenlegioen. Hij kwam er niet levend uit. Over zijn dood zijn twee versies in omloop. Hij zou door de kogel van een Duitse sluipschutter zijn getroffen toen hij uit de loopgraaf opsprong nadat hij een telegram had gekregen dat hij vader van een dochter was geworden. Een andere doodsoorzaak wordt waarschijnlijker genoemd. Faber sneuvelde op 9 mei 1915 bij een poging een gewonde kameraad uit de vuurlinie te slepen in de buurt van Carency, niet ver van Arras. Hij werd 28 jaar.

Nicolas Frantz, die andere Luxemburgse grootheid uit lang vervlogen jaren, debuteerde als Tourrenner in 1924 met een tweede plek en twee dagzeges. Ook in de hierna volgende edities won hij telkens twee of meer ritten, één keer – in 1928 – zelfs vijf. In de Franse pers had men het toen over de ’Tour de Frantz.’Thuis in zijn rijwielzaak in Mamer, grensdorp tussen Arlon en de hoofdstad van het Groothertogdom, was hij op hoge leeftijd nog altijd trots op die eretitel. De fietsenzaak runde hij overigens al tijdens zijn rennersjaren. Hij was er zelfs tot kort voor zijn dood (op 88-jarige leeftijd, 8 november 1985) nog dagelijks in de weer. Mijn collega Bennie Ceulen die amper twee jaar eerder binnenstapte voor een interview kreeg van de vitale Luxemburger dan ook te horen dat hij beter ’s avonds kon terugkomen. ’Ik heb het nu te druk,’ zei hij droogjes. Het werd, kortom, met een paar uur vertraging tóch een prachtig interview. Dat was Bennie wel toevertrouwd.

Nicolas Frantz vertelde honderduit, ook over het feit dat hij in 1928 – als winnaar van het jaar daarvóór – in de gele trui kon starten en die niet meer hoefde af te staan. In totaal zou hij op zes deelnames 20 etappes winnen. Naast zijn twee eindzeges klasseerde hij zich bovendien telkens bij de eerste vijf. Toen de Tourorganisatie in 1930 overschakelde op landenploegen verdween Nicolas van het Franse toneel. Luxemburg, met een beperkt aantal profs, kon geen volwaardige ploeg samenstellen. Vandaar. Alleen in 1932 keerde hij er nog eens terug, als individueel. Hij werd vijfenveertigste. Wél pikte hij elders nog de nodige overwinningen mee, bijvoorbeeld in Parijs-Brussel, Ronde van het Baskenland en Parijs-Tours, of ritzeges in de Ronde van België en Deutschland Rundfahrt.

Nicolas Frantz op de voorgrond tijdens de Tour de France van 1928.
FOTO: TDFDATA

De wereldkampioenschappen in 1929 en ’32 leverden hem respectievelijk het zilver en brons op, ofschoon hij altijd volgehouden heeft dat hijzelf en niet de Belg Georges Ronsse in eerstgenoemd jaar – met Zürich als strijdtoneel – de sprint tussen vijf koplopers had gewonnen. ’Maar ja, fotofinishapparatuur kenden wij nog niet,’ voegde hij er dan maar aan toe.Na de oorlog leidde Frantz jarenlang de Luxemburgse ploeg in de Tour. Hij had toen de beschikking over een sterke lichting met Jean Kirchen, Jeng Goldschmit, Bim Diederich, Willy Kemp, Marcel Ernzer en iets later de rijzende ster Charly Gaul, waarmee hij overigens meer dan eens botste. Gaul was nogal eigenwijs.

Bijkomende factor was dat Luxemburg op den duur niet meer kon putten uit een degelijk Tourreservoir. Daardoor moesten de teamchef en de ’Engel van het gebergte’ nog wel eens een beroep doen op aanvulling uit Oostenrijk, Duitsland, Portugal en Australië.

In een van zijn laatste jaren als chef d’équipe, 1957, maakte Frantz het zelfs mee dat hij op een gegeven moment nog maar met twee renners (de Portugezen Alvès Barbosa en José Da Silva) in koers zat. Gaul en een vijftal andere Luxemburgers hadden na twee, hooguit vier dagen al de trein naar huis genomen. Daarna viel de Brit Robinson uit en tenslotte (in de dertiende rit) Lothar Friedrich uit Saarland. Omdat het reglement voorschrijft dat een ploegleider over minstens drie man moet beschikken om (mét materiaalwagen) in functie te blijven zat er voor de winnaar uit de jaren twintig niets anders op dan terug te keren naar Mamer. Zijn twee Portugese ’huurlingen’ werden ondergebracht bij een andere ploeg die al enkele uitvallers telde.

0 0 votes
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments