Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
Een vijf uur slaapverwekkende optocht en anderhalf uur zinderende spanning. Dat was het wel op en rond het autocircuit van Imola. In dit wereldkampioenschap werd het automatisch een gevecht tussen de beste renners van het peloton, wat in een wereldkampioenschap lang niet altijd logisch is. Maar de hellingen waren slopend. Elf tot dertien procent. De wind blies fors over de heuvels. Natuurlijke hindernissen waren er dus genoeg en dat eiste zijn tol. Zo moest er wel een sterke man overblijven. En die heette: Julian Alaphillipe. Dus de brief gaat deze keer naar hem.
Bonjour Julian,
Les jours de gloire sont arrivée! Dat was wel duidelijk in de heuvels rond Imola. Dit was helemaal jouw dag. Een dag, waarop je jouw tomeloze aanvalslust in bedwang wist te houden tot die ene allerverwoestende demarrage. En dag, waarop geduld en nog eens geduld het sleutelwoord was. Iedereen vond het parkoers van dit wereldkampioenschap zwaar. Twee hellingen, waarvan de tweede voorzien van stukken van elf en dertien procent stijging. Bovendien stonden de vlaggen strak aan de masten.
De vrouwenkoers van zaterdag gaf al een indicatie: winnares Anna van der Breggen kwam maar tot een uurgemiddelde van 33 kilometer per uur. Dat was jarenlang niet meer gebeurd. Iedereen was dus gewaarschuwd.
Het koersverloop was helemaal klassiek: zeven man vroeg weg. Maximale voorsprong zeven minuten. Geen één topper er bij en niemand van de ploegen met een titelkandidaat. Niks aan het handje dus. Het was de aftrap voor vijf uur lang tempo rijden. Maar daarna was het anderhalf uur knallen geblazen. Ik zag de blauwe truien van jouw ploeg maar heel sporadisch op kop. Ja, toen Tadej Pogacar zijn overmoedige aanval plaatste. Toen was er even een versnelling van onder andere Kenny Ellisonde. Guillaume Martin deed ook mee in dat spel, maar het was van korte duur. Je wist dat alles zou neerkomen op die laatste beklimming. En je had de reserves om alles in die ene alles-of-niks-aanval te stoppen. Je weet natuurlijk zelf het beste hoe dat precies ging.
Ik zag het zo: Marc Hirschi bevestigde nog maar eens zijn super-Tour. Hij trok het zaakje uit elkaar. Acht man bleven nog in zijn wiel. Tom Dumoulin deed met Michael Matthews in zijn wiel een heftig poging een gaatje van zes, zeven meter te dichten. Het lukte niet. Dat zei iets over de macht van de aanval van de Zwitser. Jij zat er wel bij. Vlak voor de top kwam Michal Kwiatkowski op kop. Jij zat in zijn wiel. Wout van Aert volgde achter jouw. Hij wist dat jouw aanval zou komen. En hij wist ongetwijfeld ook dat dat op het steilste deel van de beklimming zou gebeuren. Vlak onder de top. Je voelde wat verzwakking bij de Pool en daar ging je. Hup, ketting op het grote blad. Alle energie op de pedalen en weg was je. Van Aert zag het gebeuren, maar hij kon niet volgen. Iedereen zat op zijn maximum. Alleen jij had nog wat over.
Met nog 9500 meter te gaan had je vijftien seconden op vijf man in topvorm. Jakob Fuglsang, die ‘Il Lombardia’ had gewonnen, Wout van Aert, die al twee maanden op topniveau opereert, op Primoz Roglic, de nummer twee van de Tour en de nummer één van de wereldranglijst, en op Marc Hirschi, één van de grote ontdekkingen in de Tour. Vijftien luttele tellen was je maar weg. Jouw stamp was geweldig. Je was weer helemaal de Julian Alaphilippe uit de grote momenten die jij al in jouw carrière meemaakte. Onrustig op het zadel. Alles bewoog, maar de snelheid was ongeëvenaard: 70 – 73 kilometer per uur in de smalle afdaling. Nooit beneden de 45 per uur op het vlakke autocircuit richting finish.
Vijf kilometer verder hadden de vijf er nog maar drie (!) seconden afgehaald. Van Aert was de sterkste in deze groep. Hij reed zo hard dat zijn Jumbo-ploegmaat Primoz Roglic bijna moest lossen. Het was wel duidelijk dat hij het alleen moest doen, maar vooraan reed jij net zo hard als Wout. Hij kwam geen streep dichterbij. Tja, dit was een overwinning, waarvan je lang droomde.
Vermoedelijk al een vier jaar, want in 2017 was je in het Noorse Bergen ook serieus op weg naar de titel, maar maakte je in jouw jeugdige overmoed een tactische fout. In de finale sprong je weg. Niki Terpstra en Philipe Gilbert, toen twee ploegmaten van jou, zaten vlak achter je, maar je wachtte niet, terwijl je als sterk sprinter met die maten ongetwijfeld uit de greep van de groep was gebleven. Alleen hield je die dag geen stand en Peter Sagan pakte zijn derde regenboogtrui. Maar vandaag ging alles goed.
Julian Alaphilippe was sterker geworden. Achtentwintig jaar al en uit de Tour gekomen met maar één doel: het wereldkampioenschap.We zagen je in de laatste twee weken vreemde aanvallen plaatsen en ze ook weer afbreken. Nadat je de gele trui was kwijt geraakt door het bevoorradingsdebacle, koos je voor voorbereiding op het WK. Overwinningen leverde het niet meer op in de Tour, maar ongetwijfeld voelde je dat je helemaal op het goede spoor zat. En deze dag in Imola was het eigenlijk ook makkelijk koersen.
Iedereen keek naar Wout van Aert. De Belgen hadden hem tot superfavoriet gebombardeerd. Als je de Vlaamse pers mocht geloven kon hij niet verliezen. Zes man reden in elk geval helemaal in zijn dienst. De hele dag hielden ze Wout uit de wind. Tiesj Benoot en Tim Wellens reden de ballen uit hun broek om Tadej Pogacar terug te halen toen hij op ruim twee ronden van de finish onweerstaanbaar aan de haal ging. Ze hadden er alle moeite mee. Alleen Greg van Avermaet bleef gereserveerd in het wiel van Wout zitten. Als laatste reserve? Ik denk dat hij toch ook wel zijn eigen ambities had. Tenslotte was zijn gouden fiets niet voor niets uitgerust met een speciaal design dat hem herinnerde aan de mooiste dag uit zijn carrière: zijn Olympische overwinning in Rio 2016. Op zo’n vélo ga je niet zitten om de hele dag te knechten.
Maar goed, ook Greg kwam er uiteindelijk achter dat dit toch niet zijn dag zou worden en stak nog even een handje toe. Maar ja, zo’n kampioensrace wordt beslist met één geniaal moment met een supersterk vervolg. En dat was het moment, waarop je Wout van Aert uit het wiel reed. Ook hij kon toen even niet. Hij zag je zo naar de wereldtitel rijden die hij zelf zo begeerde. Het was een zwarte dag voor hem, want tweede worden is natuurlijk niet het doel waar hij mee bezig was. En zeker niet nadat zijn ploeg zich helemaal in zijn dienst had gesteld.
Dan nog even iets over de Nederlanders. Ik heb ze de hele dag niet gezien. Tom Dumoulin was ongetwijfeld sterk. Hij sprong naar Pogacar toe toen die nog maar tien seconden had, maar hij kon zijn aanval geen vervolg geven. Ik vond trouwens dat Tom vaak te ver achter in het peloton reed. Er was niemand bij hem. Geen Oranje-hemd te bekennen. Niemand om hem eens even helemaal uit de wind te zetten. Zo kan je geen wereldkampioenschap winnen.
Dat toonde jouw mannen wel Julian. Je was de hele dag prima beschermd. Net als Van Aert. Het verschil zat hem alleen in die paar seconden, waarin jij meer macht, meer druk op de pedalen kon produceren dan Wout. Zo miniem is het verschil tussen een gouden en een zilveren medaille. Hij is je van harte gegund, want je bent al jaren één van de meest spraakmakende aanvallers van het peloton. Houden zo, zou ik zeggen.