Schaduw van Orcières-Merlette

Julian Alaphilippe haalde in Sisteron zijn zestiende gele trui af in twee jaar tijd. Daarmee stapte hij de legende in. Odile Defraye, die als eerste Belg in 1911 de Tour won, stond ook zestien dagen aan de leiding, maar gele truien waren er toen nog niet. Alaphilippe passeerde legendarische renners als Pedro Delgado en Lucien van Impe (15 gele truien), Leon Scieur, George Speicher en Gastone Nencinie (14 gele truien) en allemaal Tourwinnaar. Zo ver is het voor de kopman van Deceuninck-QuickStep nog niet. Maar kan het wel zo ver komen? ‘Juju’ is ongetwijfeld één van de gevaarlijkste outsiders in het peloton. De brief gaat vandaag naar hem.

Beste Julian,

De schaduw van Orcières-Merlette hing zwaar over deze derde rit langs de beroemde Route Napoléon van Nice naar Sisteron. De col, waar morgen aan het einde van de vierde etappe, de witte kalklijn op de weg is geschilderd, is 1825 meter hoog, maar de beklimming begint pas in Pont du Fossé na 145 kilometer en dan rijden jullie al op 1129 meter. Het hoogteverschil is dus bijna 700 meter. Meestal stijgt de weg zo’n zeven procent. Aan het begin van de klim is het even acht procent. Vanuit het dorp is er vijftien kilometer lang geen meter vlakke weg meer.

Julian Alaphilippe voor de start aan het voetbalstadion van Nice.
FOTO: PAULINE BALLET / ASO

Het lijkt me niet dat deze eerste bergaankomst onoverkomelijk voor jou is. Ik denk dat jij je wel staande kan houden temidden van het geweld van de favorieten. Tenslotte hoor je daar zelf ook bij. Jouw naam wordt weliswaar nooit genoemd als het over de gele truidrager in Parijs gaat, maar volgens mij ben je van jouw enkels tot jouw kruin geladen met ambitie.

De fenomenale Tour die je vorig jaar reed, moet jou toch het besef hebben gegeven dat er nog meer in zit: als eerste Fransman sinds Bernard Hinault in 1985 winnaar van de Tour de France worden! Hoe mooi zou dat zijn. We hebben vorig jaar gezien waartoe je – toen nog verrassend – in staat was. Indrukwekkend was jouw tweede plek bij de aankomst op de Col du Tourmalet, het Pyreneeënmonster dat ver boven de 2000 meter zijn top heeft. Slechts zes seconden hoefde je toe te geven op Thibaut Pinot, die net als jou zo graag in het geel in Parijs zou arriveren.

Inmiddels heeft Julian Alaphilippe al zestien gele truien in zijn garderobe.
FOTO: PAULINE BALLET / ASO

Uiteindelijk boog je in de Alpenrit naar Tignes, waar je het geel na 14 dagen moest afstaan toen de klok boven op de Col d’Iseran werd stil gezet. Een dag later viel je van het podium, maar je sloot nog knap als vijfde af. Met slechts 3 minuten en 45 seconden achterstand op Egan Bernal. De marge was toen dus al klein en ze gaven aan dat er nog meer voor jou in zit. Dus ik denk dat je daar de afgelopen maanden hard aan heb gewerkt heb. Ik ben benieuwd hoe dat allemaal gaat aflopen.

Het zou me niet verbazen als je zelf nog wat tijd zou pakken in Orcières-Merlette. Het is in elk geval een col die je aan kan. De plek werd niet zo vaak in het Tourparkoers opgenomen, maar heeft toch mythische afmetingen aangenomen. Vraag dat maar aan Eddy Merckx. Hij beleefde er zo’n beetje de zwartste dag uit zijn luisterrijke carrière toen in 1971 van Grenoble naar de top van deze col werd gereden. Luis Ocana kreeg het op zijn heupen, zette Lucien van Impe op bijna zes minuten en Merckx en gele truidrager Joop Zoetemelk op liefst 8 minuten en 42 seconden! Dat gaf wel even aan dat er op de wegen naar Orcières-Merlette van alles mogelijk is.

Steven Rooks gaf er achttien jaar later – in 1989 – een Nederlands tintje aan door er de bergtijdrit te winnen, nadat fysiotherapeut Ko Maas helemaal uit Hyppolitushoef naar Carpentras was gekomen om zijn gehavende rug weer in model te zetten. De gouden handjes van Ko maakten het onwaarschijnlijke waar: Rooks leverde op weg naar Orcières-Merlette één van de beste prestaties uit zijn carrière. Maar dat terzijde.

Deceuninck-QuickStep op kop om het geel van Julian Alaphilippe te verdedigen.
FOTO: PAULINE BALLET / ASO

Op weg naar Sisteron ging het kalmpjes aan. Tim Declercq was met zijn imposante gestalte steeds op kop te zien. Iedereen volgde braaf in zijn wiel. Tempo uiteindelijk 37,4 kilometer per uur voor de hele rit. Het was lang geleden dat er zo traag gereden werd in zo’n spurtersrit, waarin overigens de wegen wel meer dan 3000 hoogtemeters hadden. Iedereen wilde de benen sparen voor de eerste bergaankomst en aangezien de coureurs de hardheid van de koers bepalen en niet het profiel van het parkoers, werd het een soort rustdag.

Natuurlijk was er ontsnapping. En natuurlijk waren daar de twee man bij de betrokken die wel zin hadden in de bolletjestrui: Benoît Cosnefroy, die hem droeg, en Anthony Perez, die hem van zijn lijf wilde trekken. En dat lukte hem ook door twee keer het spurtje op de hellingen van Col du Pillon en de Col de la Faye te winnen. Daarna vonden de mannen het wel genoeg en lieten zich terug vallen in het peloton.

Jérome Cousin was ook mee en besloot alleen verder te gaan. ‘Een massasprint kan ik niet winnen en een bergrit ook niet,’ verklaarde hij later. Dus dit was een mooie gelegenheid om ook eens in beeld te komen. Liefst 118 kilometer reed hij voorop, maar op zeventien kilometer van de finish was het afgelopen met zijn ‘Jour de Gloire’. Maar een hoogtepuntje was het natuurlijk wel voor Jérome. Hij is al 31 jaar, prof sinds 2010, won twee jaar geleden verrassend een rit in Parijs – Nice, maar kwam dit jaar nog niet verder dan een 77ste plek in het nationale kampioenschap van Frankrijk en de eerste rit van de Ster van Besseges. Cousin is gewoon een waterdrager, een ‘gregario’ in dienst van spurter Niccolo Bonifazio en een man als Lilian Calmejane. Hij is een ploegmaat van Niki Terpstra die als gevolg van zijn trainingsongeluk thuis moest blijven. Mooi dat zo’n renner zich ook eens aan het front kan vertonen. Rugnummer 184 werd natuurlijk terecht als strijdlustigste van de dag uitgeroepen.

Jerome Cousin , Anthony Perez en Benoit Cosnefroy in de ontsnapping van de dag.
FOTO: PAULINE BALLET / ASO

Tja, en een Tourdag kan natuurlijk niet zonder drama, Julian. Dat was er nu ook weer. Anthony Perez had zijn mooie strijd met Cosnefraoy gewonnen en verkneukelde zich al op de huldiging in de bollentrui. Maar om vier uur passeerde hij bij het dorp Sionne vlekkeloos de Col de Léques. Vijf minuten later was zijn droom voorbij. ‘Chute,’ meldde Radio Tour kort en zakelijk. Anthony lag krimpend van de pijn op straat. Sleutelbeen gebroken meldde men al snel, maar later waren er berichten over een open ribbreuk en een ingeklapte long. De ambulance bracht hem met gillende sirenes naar een ziekenhuis. Dat is ook de Tour, het theater van glorie en geluk, maar ook het toneel van peilloos diep leed.

Nou, voor jou is het voorlopig het eerste. Ik ben benieuwd naar het vervolg. De mensen konden nog wel eens raar opkijken, want Alaphilippe in het geel is een tijger die je daar niet zo maar uitkrijgt.

1 1 vote
Artikel waardering
Abonneren
Abonneren op
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments