Wielerverslaggever De Telegraaf 1970-1986
De hectiek in de wielersport is nooit zo groot geweest als in dit corona-jaar. Elke week een klassieker. De ene na de andere etappekoers. En nauwelijks voorbereidingswedstrijden zoals dat in een normaal jaar altijd de gewoonte is. Wout van Aert domineerde de eerste klassiekerweek. Deze zaterdag was het de beurt aan Jakob Fuglsang in de Ronde van Lombardije, waar dit keer een peloton van top tot teen geladen met ambitie aan de start stond. De Koers van de Vallende Bladeren werd twee maanden eerder dan normaal gereden. En in oktober zat het halve peloton al op zijn knieën na een vermoeiend en slopend seizoen. De omstandigheden waren dus anders. De hitte speelde ook zijn rol, maar op Jakob Fuglsang had het allemaal geen vat. Dus de brief gaat deze dag naar hem.
Beste Jakob,
Proficiat. Je hebt een meesterwerk verricht. Winnaar in Lombardije. Een pracht aanvulling op Luik – Bastenaken – Luik, het monument dat je vorig jaar won. De koers verliep geheel volgens plan. Honderdtachtig kilometer zorgvuldig tussen de wielen blijven. Sparen, sparen en nog eens sparen. Zoals gebruikelijk luidden de klokken van het kerkje op de top van de Madonna del Ghisallo de finale in. Nog 53 kilometer te gaan. Alle favorieten vooraan. Zo gaat het eigenlijk al zestig jaar.
Zo lang geleden alweer besloot Vittorio Torriani, de baas van de Gazzetta dello Sport, dat het parkoers van zijn ‘Il Lombardia’ wel wat te makkelijk was geworden voor de kampioenen van dat moment. De oplossing? Colma di Sormano. Een muur van 2400 meter lang, veertien procent stijging met een maximale stijgingsgraad van 22 procent! Dat was toen even flink naar adem happen. Een kampioen als Jacques Anquetil liet 42×27 monteren om dit loeder met succes aan te vallen. Dat was minder dan drie meter per omwenteling, maar monsieur Chrono moest toch voet aan de grond zetten. Wellicht doordat mannen voor hem dat ook moesten doen, maar het gaf toen – in 1960 – gelijk al aan dat deze Colma di Sormano geen gewone helling was.
En dat bleek vandaag ook. Dries Devenijns reed al kilometers op kop, knalde richting het dorp Sormano. De helling begint eigenlijk al vijftien kilometer eerder, maar alles draait om de laatste twee kilometers. Dries deed het voor Remco Evenepoel, het wonder op wielen uit Aalst. Die kwam ook als eerste over de top met Vincenzo Nibali, Jakob Fuglsang, de Russische kampioen Aleksandr Vlasov uit jouw eigen ploeg, en George Bennett, winnaar van Milaan – Turijn in jouw spoor. Iedereen wist wat hij moest doen: hou Remco in de gaten. Het gaf aan wat de reputatie van deze twintigjarige jongen inmiddels in het peloton is.
De hele internationale pers had een gigantische druk op hem gelegd: hij kon, als je het moest geloven, niet verliezen. Zelf maakte hem dat niet veel uit had Evenepoel geroepen: ‘Dat stimuleert mij juist.’ Maar toch… De dwang om niet te falen in zijn eerste ‘monument’ lag als een zware schaduw over zijn koers.
We zagen Bauke Mollema, vorig jaar zo mooi winnaar, en zijn ploegmaat Giulio Ciccone, nog net de aansluiting maken die Mathieu van der Poel net miste. Zeven man op kop. Koers gelopen voor de rest. De helling van Sormano is uiterst lastig, maar de afdaling is dat zo mogelijk nog meer. Op topsnelheid vlogen jullie door de bochten. Over een lang viaduct. Evenepoel miste even aansluiting, knalde het stenen muurtje dat de weg markeerde, vloog over zijn stuur en kieperde liefst zes meter de diepte in. Huiveringwekkend.
Wat was de oorzaak? De weg was spatrecht. Er kwam wel een linkerbocht aan. Remde hij te hard? Blokkeerde zijn ketting? Of maakte hij gewoon een stuurfout? Vreemd en ongewoon was deze val in elk geval wel. De enige die er antwoord op kan geven is Remco natuurlijk zelf. Zijn verwondingen leken mee te vallen als we zijn ploegleider Davide Bramati mogen geloven, Evenepoel was bij kennis. ‘Hij had veel pijn aan zijn rechterbeen,’ meldde hij zijn ploegbaas. Maar in het ziekenhuis bleek dat hij zijn bekken had gebroken en een longblessure had opgelopen.
Het gebeurde allemaal achter jouw rug en tijd om er bij stil te staan, waarom Evenepoel ineens was verdwenen, was er natuurlijk niet. De smalle, serpetine-afdaling eiste alle aandacht op. Trek had met Nibali, ongetwijfeld de beste kenner van deze weg, Mollema en Ciccone overmacht. Jij zat met Vlasov redelijk goed. Bennett was alleen. Hoe los je dat op? Het antwoord gaf je op de helling van Civiglio, waar de weg ook af en toe tien procent omhoog ging: aanvallen. Bennett schoof in het wiel. Vlasov pikte nog net aan. De demarrage was abrupt en hard. Te hard voor het Trek-trio. Nibali maakte toen al geen sterke indruk meer. Mollema zagen we weer in zijn aansprekende, vermoeiende stijl vechten tegen de nederlaag. Met Ciccone verloor hij gelijk vijftien, zestien seconden. Maar hij vocht terug. Hij zag jullie deinende ruggen. Tien seconden verderop. Jullie waren voor het grijpen, maar het lukte niet. Het gat werd langzaam maar zeker groter. Hij zou vierde worden.
Vrijwel ongezien verrichtte Mathieu van der Poel een kunststukje. De helling van Sormano kostte hem de kop. Hij zal er zelf niet van hebben opgekeken, want hij wist dat dit te steil voor hem was. Maar dat hij toch vechtend in het spoor bleef was groots. Hij moest op adem komen, verloor veel meer dan een minuut en stortte zich daarna in een schitterende afdaling die hem terug bracht tot vijftig seconden, maar de beklimming van Civiglio op twintig kilometer van de meet kostte hem de kop. Hij staakte zijn activiteiten en peddelde naar de finish: tiende op ruim zes minuten.
Met Vlasov en jij contra Bennett moest het natuurlijk goed aflopen voor Astana. Merkwaardig genoeg hielp George daar zelf een handje bij. Hij vertrouwde kennelijk wat te veel op zijn goede benen van de Gran Piemonte. Hij had natuurlijk alle recht om in de wielen te gaan zitten. Tenslotte is dat les één van de koerstactiek: een ploeg, die de overhand heeft, draait voor het werk op. Maar dat boek had Bennett kennelijk niet gelezen.
Op de San Fermo di Battaglia, 397 meter hoog en zes kilometer voor de streep, bleef hij gewoon kopwerk doen en dus was het niet meer dan logisch dat jij hem een nieuwe demarrage voor de ogen toverde, toen je voelde dat zijn tempo op kop begon stil te vallen. En weg was je gelijk. Het beentempo haalde een schitterend ritme. Vlasov moest ook lossen. Het was duidelijk: Jakob Fuglsang was op weg naar een nieuwe fraaie overwinning.
Maar ja, iedereen was gewaarschuwd. Tenslotte werd je niet voor niks tweede in de Ronde van Polen. Niemand kon er om heen dat je deze warme zaterdag de beste was.
Beste Ron, Bennett schitterde in Gran Piemonte en niet in Milaan-Turijn (daar deed hij zelfs niet mee!).
Het klopt ook niet dat Vlasov ook moest lossen nadat Fuglsang demarreerde; het was juist het straf op kop rijden van Bennett dat het lossen van Vlasov veroorzaakte. Het was ook de enige optie voor Bennett om te kunnen winnen, namelijk afkomen van Fuglsang en Vlasov, omdat hij in een sprint altijd zou verliezen. Het boek van de tactiek gold in deze situatie met deze renners niet.
Dag Arjan, Zo zie je maar niet alleen in de koers kan er iets fout gaan. Met jouw visie over de taktiek van Bennett ben ik het niet eens. Het was duidelijk dat Fuglsang de Astana was die moest winnen. Dus Bennett had zich op hem moeten richten. Het is een illussie dat hij in staat zou zijn de twee Astana’s er met zijn kopwerk af te krijgen. George had in het wiel van Fuglsang moeten gaan zitten. Dan had hij nooit door hem verrast kunnen worden met een demarrage uit zijn rug op een moment dat hij even wilde… Lees meer »