Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
Stof, slijk, stenen en stress, onverbrekelijk verbonden met Parijs-Roubaix, de helletocht die in dit weekeinde zou plaatsvinden. Echter, na Milaan-Sanremo, Gent-Wevelgem, Ronde van Vlaanderen en andere wedstrijden moest ook deze koers uitgesteld worden. De corona-crisis duurt voort. Het is dus nog wachten of Philippe Gilbert zichzelf als winnaar opvolgt, zoals het ook de vraag blijft wanneer eventueel de zevende Nederlandse triomfator bekend wordt. Wijlen Peter Post opende in 1964 deze vaderlandse eregalerij. Na hem veroverden Jan Janssen (’67), Jan Raas (’82), Hennie Kuiper (’83), Servais Knaven (2001) en Niki Terpstra (’14) er een plaats in. Vergeet intussen niet dat de race al …. 117 keer vanaf het einde van de negentiende eeuw is gehouden.
‘Parijs-Roubaix, de laatste waanzin van de wielersport,’ schreef wijlen Jacques Goddet eens in L’Équipe, de sportkrant die destijds voor de organisatie tekende. Maar naast de vaak waanzinnige taferelen in het Bos van Wallers-Arenberg of op de zo mogelijk nog slechtere en smallere kasseistroken verderop, is het toch óók de heroïek die van Parijs-Roubaix een monument maakt. Roger de Vlaeminck en Tom Boonen, de twee Belgen, schreven er ieder vier keer hun naam op. De Vlaeminck in de jaren zeventig, Boonen tussen 2005 en ’12, ongeveer dezelfde periode derhalve waarin Fabian Cancellara tot drie zeges kwam. Dát aantal hadden Rik van Looy, Eddy Merckx, Francesco Moser, Johan Museeuw, enzovoort, overigens al eerder dan de Zwitser bereikt. Kortom, het zijn grootheden die in de ‘hel van het noorden’ eeuwige roem verwierven, dus ook tweevoudige winnaars met namen als Van Steenbergen, Kelly, Madiot, Duclos-Lassalle, Ballerini, moet ik doorgaan?
In ieder geval, de edities die ik alweer lang geleden als verslaggever meemaakte hebben mooie herinneringen achtergelaten, ofschoon ze wat sommige jaargangen betreft uiteraard sterker zijn dan in andere gevallen. De triomftocht van Andreï Tchmil behoort hoe dan ook tot de eerste categorie. Toen ik een paar dagen geleden las dat de 57-jarige oud-winnaar momenteel een gevecht levert tegen darmkanker gingen mijn gedachten haast automatisch terug naar 1994, de aprilzondag waarop hij de sterkste van de sterken in ‘de hel’ was. Overigens, Tchmil heeft intussen een operatie ondergaan in het ziekenhuis van Brescia, Italië, het land waar hij nu alweer geruime tijd woont. ‘Het leven is als een koers die nooit stopt,’ twitterde hij over de medische ingreep.
Zesentwintig jaar geleden had hij zich zo’n 60 kilometer vóór Roubaix losgerukt uit een elitegroep die het uiteengescheurde, bijna murw geslagen en uitgedunde peloton vooraf ging. ‘s Morgens bij de start was het nog 191 man sterk geweest. Tchmil, toentertijd met vrouw en zoontje wonend in …..Roubaix, hoefde over zijn vorm niet te klagen. Eerder had hij voor Lotto, zijn nieuwe ploeg, de E3-Prijs Harelbeke gewonnen en een rit in de Driedaagse De Panne. Daarnaast top-vijf plaatsen veroverd in Ronde van Vlaanderen en Gent-Wevelgem. Pas toen hij hoorde dat Johan Museeuw, zijn teamgenoot een jaar tevoren bij GB-MG, aan een achtervolging was begonnen dacht hij dat het toch nog mis zou gaan. Het werd trouwens een meeslepend duel tussen Tchmil en de ‘Leeuw van Vlaanderen’ die op een gegeven moment nog maar zes seconden moest goedmaken. Jean-Luc Vandenbroucke, de ploegleider van Tchmil, had zijn renner niettemin steeds moed ingesproken. ‘Doorgaan, Andreï, je haalt het. Museeuw rijdt zichzelf stuk’ En dat klopte volledig, want de Belg zou uiteindelijk als dertiende (op 4 minuten) de finish bereiken. De Italianen Baldato en Ballerini, respectievelijk tweede en derde, hadden de schade tot iets meer dan één minuut kunnen beperken. Olaf Ludwig sprintte iets later naar de vierde plek.
Na zijn zegetocht in Noord-Frankrijk groeide Tchmil uit tot een klassiekerspecialist. Hij onderstreepte dat met overwinningen in Parijs-Tours, Milaan-Sanremo en (in 2000) de Ronde van Vlaanderen, alsook de wereldbeker, om over de vele andere dagsuccessen maar niet te spreken. De grote ronden (o.a. vijf keer de Tour) waren niet zijn ding.
Hij werd geboren in Chabarovsk, een middelgrote stad aan de Chinese grens in het uiterste oosten van de toenmalige Sovjet-Unie. ‘Als ik daar was blijven wonen zou ik waarschijnlijk nooit wielrenner zijn geworden,’ vertelde hij eens in een interview. ‘Toen ik 14 jaar was verhuisden mijn ouders echter naar Kisinev in Moldavië, niet ver van de grens met Roemenië. Een reis van bijna 8000 kilometer. Een paar jaar later maakte ik mijn debuut op de racefiets.’ Tchmil steeg snel op de ladder. Als staatsamateur reed hij zowel in Europa als Zuid-Amerika. De droom om prof te worden leek desondanks vanwege de politieke situatie niet in vervulling te gaan, totdat eind jaren tachtig ineens alles anders werd. De val van de Berlijnse Muur en het opheffen van de Sovjet-Unie bood Tchmil net als Konychev, Ekimov, Abdousjaparov en andere toppers uit het land de kans om de vleugels uit te slaan. Met renners als Ludwig, Zabel, Ullrich, Ampler, Raab, Heppner, et cetera, uit de voormalige DDR was het niet anders.
Tchmil maakte zijn opwachting als prof in Italiaanse dienst, bij Alfa Lum, dat overigens in eerste instantie alleen uit vroegere Sovjet-onderdanen bestond. Daarna kwam hij in dienst bij het Waalse SEFB, vervolgens bij GB-MG en tenslotte Lotto. Intussen veranderde hij diverse keren van nationaliteit. Dan weer had hij een Russisch paspoort, dan een uit Moldavië, weer later uit de Oekraïne, maar uiteindelijk werd hij in 1998 genaturaliseerd tot een perfect Frans sprekende Belg. Na zijn actieve jaren – hij stopte eind 2002 – behoorde hij geruime tijd tot de staf van diverse ploegen, o.a. Katoesja. Ook was hij actief op het politieke vlak, met name in Moldavië. De darmkanker zette zijn leven echter compleet op de kop. Uiteraard hoopt iedereen nu, zeker in de wielerwereld, dat Tchmil uit deze harde strijd als winnaar te voorschijn zal komen. Net als destijds in Roubaix, Tours, Sanremo, Vlaanderen en waar al niet meer ….