Actief in wielerjournalistiek vanaf 1959
Was werkzaam voor o.a. Limburgs Dagblad en GPD
Tot nu toe is wijlen Arie den Hartog de enige Nederlander die de Ronde van Catalonië op zijn naam schreef. En voorlopig zal dat ook zo blijven. Immers, net als andere prestigieuze en minder belangrijke wedstrijden heeft het corona-virus de Spaanse koers – die voor de honderdste (!) keer zou worden gehouden – in het hart getroffen. Of uitstel tegelijkertijd afstel voor het huidige seizoen betekent is nog niet zeker. Echter, de kalender is zó vol dat het onwaarschijnlijk lijkt om het evenement alsnog in te passen.
Tom Dumoulin, die gehoopt had in Catalonië zijn rentree te maken (na bijna een vol jaar non-activiteit), moet dus net als veel medestrijders naar een andere opdracht uitkijken. Een schrale troost, als U het mij vraagt en de 29-jarige renner uit Maastricht zal dit niet ontkennen. Wie weet voegt hij desondanks met enige vertraging zijn naam toch nog eens toe aan de erelijst van Catalonië waarop na Canardo (zeven keer winnaar in de vooroorlogse periode) namen prijken als Merckx, Maertens, Poblet, Kelly, Indurain, Valverde, Anquetil, Ocana, Gimondi, Thévenet en Quintana.
Arie den Hartog was 25 jaar toen hij de wedstrijd in 1966 naar zijn hand zette. Hij gaf aan de eindzege nog extra cachet door zich op de vijfde dag ook als ritwinnaar te kronen. Walter Godefroot had toen overigens al twee dagprijzen binnengesleept. De snelle Belg zou het daar niet bij laten. Ook in de zevende etappe toonde hij zich haantje de voorste. Den Hartog werd in de slotrangschikking gevolgd door Jacques Anquetil (tweede) en Paul Gutty. Met name Anquetil was jarenlang de kopman van de blonde Nederlander die in het Zuid-Hollandse Zuidland opgroeide, maar in het jaar van zijn overwinning op Spaanse wegen al in Limburg woonde, eerst in Elsloo, naderhand in Nieuwstadt. Toen zijn carrière voorbij was (en hij een aanbod om coach te worden van de Noorse wielerbond had afgewimpeld) runde hij in Sittard en Kerkrade een sportzaak, Kortom, Den Hartog was Limburger tussen de Limburgers geworden, hoewel hij het dialect van de provincie nooit heeft gesproken.
Vier keer nam hij deel aan de Tour. Daarin behoorde hij met Evert Dolman en Eddy Beugels tot de overgebleven landgenoten die eindwinnaar Jan Janssen in ’68 tot Parijs terzijde stonden. Het was de laatste Tour met landenploegen. De Giro en Vuelta kwamen een en twee keer op het programma, zonder ophefmakende resultaten. Den Hartog boekte zijn triomfen elders. Behalve ‘Catalonië’ won hij Milaan-Sanremo, Amstel Gold Race, Ronde van Luxemburg, Parijs-Camembert, Tour de l’Herault, enzovoort.
Uiteraard werden zowel deze wedstrijden alsook zijn sympathieke levenswijze gememoreerd in de afscheidsrede welke ik op verzoek van de familie mocht uitspreken bij zijn crematie in Echt, juni 2018. In de laatste maanden van zijn leven – getroffen door een herseninfarct – was hij verpleegd in Thorn, het ‘witte stadje’ in het Midden-Limburgse land. Veel oud-collega’s woonden de crematie bij.
Arie den Hartog mag dan tot dusver de enige Nederlandse eindwinnaar zijn van de Ronde van Catalonië, het wil allerminst zeggen dat er naast hem en Joop Zoetemelk (die één keer derde werd in de eindstand) geen andere landgenoten van zich deden spreken. Zo staat de Nederlandse driekleur achter genoeg ritzeges in Catalonië. De Zeeuw Piet Rentmeester won al in 1964. Johan van der Velde sleepte beginjaren tachtig zelfs een hele serie dagprijzen uit het vuur. Mathieu Hermans sloeg eveneens geregeld toe en Lubberding, Van den Hoek, Oosterbosch, Jonker, Rooks, Hanegraaf, Van Poppel, Van Heeswijk, Westra, Wout Poels – het is maar een greep – bleven niet achter.
De allereerste Nederlander echter die in Catalonië het zoet van etappewinst proefde was Sjaak Sijen, een Maastrichtenaar. Hij behoorde met Jan Lambrichs uit Bunde en de Zeeuw Frans Pauwels tot het deelnemersveld in …. 1940. Sijen toonde zich de beste in de tweede etappe en Pauwels won de derde. Grote vreugde uiteraard in het vaderlandse kamp. Maar die stemming veranderde snel. Op 10 mei, de zesde dag van de wedstrijd, viel nazi-Duitsland enkele West-Europse landen binnen. De Tweede Wereldoorlog (die feitelijk al met de Duitse inval in Polen, september 1939, een aanvang had genomen) was nu echt een feit. De ‘Volta Ciclista a Catalunya’ ging desondanks door en zou door de Luxemburger Christophe Didier worden gewonnen, vóór diens landgenoot Mathias Clemens en de Spanjaard Canardo. Daarentegen hadden Sijen en Lambrichs geen zin meer om verder te koersen. Zij namen afscheid van Pauwels en vertrokken halsoverkop naar huis. Daar zouden zij vier … maanden later arriveren.
In de eerste dagen na hun vertrek waren zij tot Brussel gekomen. Daar was de chaos door het oorlogsgeweld echter zó groot dat zij met een stroom vluchtelingen weer zuidwaarts trokken. Tenslotte belandden zij in de buurt van Marseille waar zij zich moesten melden op een arbeidsbureau. Intussen wachtte het thuisfront in spanning op nieuws over de vermisten, maar communicatie was niet mogelijk. De gsm bestond nog lang niet. Iemand op het arbeidsbureau herinnerde zich Lambrichs als deelnemer aan de Tour van een jaar eerder toen de Limburger als achtste was geëindigd. In ieder geval, hij en zijn makker gingen aan de slag in een fabriek. Maar natuurlijk wilden zij als het maar even kon terug naar Nederland.
Eindelijk, halverwege september, was de grote dag aangebroken. Een paar etmalen later stonden zij bij hun familie op de stoep. Sijen en Lambrichs droegen niet alleen reisbagage bij zich. Zij hadden ieder ook nog de fiets waarmee ze maanden eerder in Spanje waren gestart. Tijdens en ook nog heel wat jaren ná de oorlog zouden ze op prima wijze blijven deel uit maken van het peloton, net als Frans Pauwels. Die was met veel minder omzwervingen vanuit Catalonië thuisgekomen.